|
|
Regel 19: |
Regel 19: |
| | | |
| | | |
− | In deze rubriek behandelen wij de DCC gestuurde electronische Kadee ontkoppeling zoals deze ontwikkeld werd door Dick Bronson. | + | In deze rubriek behandelen wij de DCC gestuurde elektronische Kadee ontkoppeling, zoals deze ontwikkeld werd door Dick Bronson. |
− | Het is geen eenvoudige koppeling; sterker nog het is een tamelijk ingewikkeld geheel. Echt iets voor de fijnproevers in modelspoorwegland. | + | Het is geen eenvoudige ontkoppeling; sterker nog, het is een tamelijk ingewikkeld geheel. Echt iets voor de fijnproevers in modelspoorwegland. |
| | | |
− | Dick Bronson maakt gebruik van de standaard #5 (nummer vijf) koppelingen van Kadee. Buig eerst de pin recht en buig hem in een rechte hoek in de richting | + | Dick Bronson maakt gebruik van de standaard #5 (nummer vijf) koppelingen van Kadee. De bouwbeschrijving: buig eerst de pin recht en buig hem in een rechte hoek in de richting van de kant waar de veer van de koppelklauw zit. Soldeer een stukje kleine ketting aan de koppelpin, ongeveer ter lengte van het aanwezige veertje en knip de rest van het kettinkje af. Door aan het kettinkje te trekken, gaat de koppeling open. |
− | van de kant waar de veer van de koppelklauw zit. Soldeer een stukje kleine ketting aan de koppelpin, ongeveer ter lengte van het aanwezige veertje en | |
− | knip de rest van het kettinkje af. Door aan het kettinkje te trekken, gaat de koppeling open. | |
| | | |
− | Vijl de lipjes op één van de koppelklauwen af om het loskomen van één van beide koppelingen makkelijker te maken. | + | Vijl de lipjes op één van de koppelklauwen af, om het loskomen van één van beide koppelingen makkelijker te maken. |
| | | |
| Een andere aanpassing om het ontkoppelen te verbeteren, is om de koppelingsstop ver genoeg af te vijlen, zodat de koppeling ver genoeg open gaat om los te komen. De afbeeldingen illustreren deze aanpassingen. | | Een andere aanpassing om het ontkoppelen te verbeteren, is om de koppelingsstop ver genoeg af te vijlen, zodat de koppeling ver genoeg open gaat om los te komen. De afbeeldingen illustreren deze aanpassingen. |
Regel 32: |
Regel 30: |
| Het ontkoppelmechanisme is gebouwd op een stukje printplaat. De lengte past precies tussen de treeplanken. De breedte loopt van de achterkant van de voetplaat van de Proto-2000 SW-9 naar de achterkant van de schacht van de koppeling (ca. 6 mm) die nog net de remstangen op de draaistellen vrij houdt. Het mechanisme wordt onder de schacht gemonteerd met gebruikmaking van het bestaande schroefje. | | Het ontkoppelmechanisme is gebouwd op een stukje printplaat. De lengte past precies tussen de treeplanken. De breedte loopt van de achterkant van de voetplaat van de Proto-2000 SW-9 naar de achterkant van de schacht van de koppeling (ca. 6 mm) die nog net de remstangen op de draaistellen vrij houdt. Het mechanisme wordt onder de schacht gemonteerd met gebruikmaking van het bestaande schroefje. |
| | | |
− | Ter voorkoming van het ongewenst op uitsteeksels blijven haken van de locomotief is het noodzakelijk dit schroefje, bijvoorbeeld met een Dremel, | + | Ter voorkoming van het ongewenst achter uitsteeksels blijven haken van de locomotief is het noodzakelijk dit schroefje, bijvoorbeeld met een Dremel, af te slijpen zodat het een vlakke, verzonken kop krijgt. Ook in het printplaatje moet het schroefje worden verzonken, zodat dit in geen geval onder het printplaatje uitsteekt. Gebruik printplaat van 1,5 mm dikte, maar verwijder de halve dikte boven de koppelinghouders om genoeg bewegingsruimte te houden. De hierna volgende foto's tonen de onderkant van de locomotief. |
− | af te vijlen zodat het een vlakke, verzonken kop krijgt. Ook in het printplaatje moet het schroefje worden verzonken zodat dit in geen geval onder | |
− | het printplaatje uitsteekt. Gebruik printplaat van 1,5 mm dikte, maar verwijder de halve dikte boven de koppelinghouders om genoeg bewegingsruimte te houden. De hierna volgende foto's tonen de onderkant van de locomotief. | |
| | | |
− | De mechanismen hebben voor een goede werking rond ½ Volt nodig bij 180 – 200 milliampère. De DCC decoder geeft echter 10 Volt af of meer. | + | De mechanismen hebben voor een goede werking rond ½ Volt nodig bij 180 – 200 milliampère. De DCC decoder geeft echter een spanning van 10 Volt of meer af. Deze veel te hoge spanning zal dus moeten worden teruggebracht. De elektrische schema's en de benodigde spannings- en stroomregeling (hierna te noemen 'stroombegrenzer') worden verderop in dit artikel beschreven. |
− | Deze veel te hoge spanning zal dus moeten worden teruggebracht. De elektrische schema’s en de benodigde spannings- en stroomregeling worden verderop in dit artikel beschreven. | |
| | | |
| '''Aanpassingen aan de koppeling''' | | '''Aanpassingen aan de koppeling''' |
Regel 50: |
Regel 45: |
| '''Koppeling en koppelingshouder''' | | '''Koppeling en koppelingshouder''' |
| | | |
− | De DCC gestuurde koppeling zit hier links. De standaard lip aan de koppelklauw (zoals te zien in fig. 1.-A) is op de DCC gestuurde koppeling verwijderd (zie fig.1.-B). Hierdoor kan zelfs onder enige spanning worden ontkoppeld. Vijl het lipje van deze koppeling glad af, zodat er geen enkele hindernis meer is om in te haken in de koppelklauw, maar ook niet meer dan alleen het lipje. <font color="red">Let op!</font color> Indien er teveel materiaal wordt afgevijld kan er een spontane ontkoppeling plaatsvinden. Twee schakels van de trekketting zijn nog net zichtbaar onder het veertje. | + | De DCC gestuurde koppeling zit hier links. De standaard lip aan de koppelklauw (zoals te zien in fig. 1.-A) is op de DCC gestuurde koppeling verwijderd (zie fig.1.-B). Hierdoor kan zelfs onder enige spanning worden ontkoppeld. Vijl het lipje van deze koppeling glad af, zodat er geen enkele hindernis meer is om in te haken in de koppelklauw, maar let op dat u ook niet meer dan alleen het lipje afvijlt. <font color="red">Let op!</font color> Indien er teveel materiaal wordt afgevijld kan er een spontane ontkoppeling plaatsvinden. Twee schakels van de trekketting zijn nog net zichtbaar onder het veertje. |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-02.jpg | | |Bestand= BRDCC-02.jpg |
Regel 60: |
Regel 55: |
| }} | | }} |
| | | |
− | De klauwstop (fig. 2.-A) wordt weggevijld om de klauw volledig open te laten klappen. Vijl de stop zover weg tot de klauw in geopende positie in lijn ligt met de scharnierbehuizing (zie fig. 3-A). Deze extra bewegingsruimte is nodig om ook in bochten tot een betrouwbare werking te komen. Maak de pen onder de koppelklauw recht en buig hem scherp naar voren naar de zijkant van de klauw onder een hoek van ca. 30°. Zorg dat hij gelijk ligt aan het buitenste bevestigingspunt van de klauwveer. Bevestig daar de ketting aan door hetzij de pen aan het einde plat te slaan en er een gaatje in te boren om de eerste kettingschalm er doorheen te halen, hetzij door de eerste kettingschalm er aan vast te solderen of te lijmen. Door een klein rukje aan de ketting moet de klauw nu volledig open gaan. | + | De klauwstop (fig. 2.-A) wordt weggevijld om de klauw volledig open te laten klappen. Vijl de stop zover weg tot de klauw in geopende positie in lijn ligt met de scharnierbehuizing (zie fig. 3-A). Deze extra bewegingsruimte is nodig om ook in bogen tot een betrouwbare werking te komen. Maak de pen onder de koppelklauw recht en buig hem scherp naar voren naar de zijkant van de klauw onder een hoek van ca. 30°. Zorg dat de pen gelijk ligt aan het buitenste bevestigingspunt van de klauwveer. Bevestig daar de ketting aan. Daarvoor zijn twee manieren: |
| + | * door de pen aan het einde plat te slaan en er een gaatje in te boren om de eerste kettingschalm er doorheen te halen |
| + | * door de eerste kettingschalm er aan vast te solderen of te lijmen. |
| + | Door een klein rukje aan de ketting moet de klauw nu volledig open gaan. |
| | | |
| '''Bovenaanzicht van de koppeling in open positie''' | | '''Bovenaanzicht van de koppeling in open positie''' |
Regel 86: |
Regel 84: |
| Aan de rechterkant, ongeveer 1,5 mm vanuit het uiteinde en vertikaal gecentreerd, zit een scharnierpunt (fig. 4.-C). | | Aan de rechterkant, ongeveer 1,5 mm vanuit het uiteinde en vertikaal gecentreerd, zit een scharnierpunt (fig. 4.-C). |
| Het is een draadje dat haaks in de printplaat is gesoldeerd en er iets bovenuit steekt. Aan de linkerkant zit een ankerpunt (fig. 4.-A). | | Het is een draadje dat haaks in de printplaat is gesoldeerd en er iets bovenuit steekt. Aan de linkerkant zit een ankerpunt (fig. 4.-A). |
− | Dit is een stukje L-vormige weerstandsdraad dat met de korte kant in een gat in de printplaat is gesoldeerd en zodanig wordt bevestigd dat het evenwijdig met de printplaat naar voren steekt tot de rand van de plaat. Zorg er voor dat er ruimte is om dit ankerpunt een uitslag te laten maken. Dit is om de spanning van de uit geheugenmetaal gemaakte draad in te stellen. | + | Dit is een stukje L-vormige draad dat van een weerstand afgeknipt is, en dat met de korte kant in een gat in de printplaat is gesoldeerd en zodanig wordt bevestigd dat het evenwijdig met de printplaat naar voren steekt tot de rand van de plaat. Zorg er voor dat er ruimte is om dit ankerpunt een uitslag te laten maken. Dit dient om de spanning van de uit geheugenmetaal gemaakte draad in te kunnen stellen. |
− | <br />
| + | |
− | Ongeveer 3 tot 6 mm dichter naar het midden van de lok, maar ook linksonder, zit een tweede ankerpunt. Dit is voor de retourveer en steekt net zo uit als het eerder genoemde asje, maar is iets korter. | + | Ongeveer 3 tot 6 mm dichter naar het midden van de lok, maar eveneens linksonder, zit een tweede ankerpunt. Dit is voor de trekveer en steekt net zo uit als het eerder genoemde asje, maar is iets korter. |
| | | |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
Regel 99: |
Regel 97: |
| }} | | }} |
| | | |
− | De trekstang is T-vormig met een kleine haak die aan het uiteinde van de T is gebogen. (fig. 5.-B). Neem daarvoor bijvoorbeeld een stukje gitaarsnaar van 045 – 048. In het verdere verloop van deze bouwbeschrijving wordt dit onderdeel de 'T'-arm genoemd. De dwarsbalk van de 'T'-arm is korter dan de breedte van het stukje printplaat en loopt aan de kant van het scharnierpunt (het asje) enigszins naar beneden. De lange poot van de 'T' is net zo lang als de afstand tussen het asje aan de rechterkant tot het midden van de schacht van de koppeling. Het centrum van de haak is precies gecentreerd boven de montageschroef (fig. 5.-A). | + | De trekstang is T-vormig, met een kleine haak die aan het uiteinde van de T is gebogen. (fig. 5.-B). Neem daarvoor bijvoorbeeld een stukje gitaarsnaar van 045 – 048. In het verdere verloop van deze bouwbeschrijving wordt dit onderdeel de 'T'-arm genoemd. De dwarsbalk van de 'T'-arm is korter dan de breedte van het stukje printplaat en loopt aan de kant van het scharnierpunt (het asje) enigszins naar beneden. De lange poot van de 'T' is net zo lang als de afstand tussen het asje aan de rechterkant tot het midden van de schacht van de koppeling. Het centrum van de haak is precies gecentreerd boven de bevestigingsschroef (fig. 5.-A). |
| | | |
| Maak deze 'T'-arm op de volgende manier: | | Maak deze 'T'-arm op de volgende manier: |
| | | |
− | Buig de draad aan de bovenkant van de 'T' naar rechts. En buig een kort eindje verder. (<font color="Red">Let op!:</font color> de afstand is minder dan de afstand van het asje tot het lokframe), de draad scherp 180° van beneden naar boven terug, zodat de draad de poot van de 'T' kruist. Aan deze 'U'-buiging wordt later de retourveer bevestigd. Laat dit eindje een stukje doorlopen zodat het profiel van de 'T' ontstaat en knip de draad af (neem voor de veiligheid wat extra lengte, dan is dat later nog bij te werken) Buig aan de onderkant van de poot van de 'T' een rondje, zodat een haakje ontstaat. Daar wordt later de trekketting aan bevestigd. Let er op dat er ruimte zit tussen het haakje en de montageschroef (dat is ook de reden om de montageschroef in te laten in de printplaat). De 'T'-arm moet vrijelijk kunnen bewegen. Een klein druppeltje soldeertin (fig. 5.-D) in de buurt van de bovenste bocht in de 'T'-arm houdt het haakje keurig op zijn plaats op het scharnierpunt. Een duidelijk voorbeeld is verderop te zien in fig. 9. | + | Buig de draad aan de bovenkant van de 'T' naar rechts. En buig een kort eindje verder de draad scherp 180° van beneden naar boven terug( <font color="Red">Let op!:</font color> de afstand is minder dan de afstand van het asje tot het lokframe), zodat de draad de poot van de 'T' kruist. Aan deze 'U'-buiging wordt later de trekveer bevestigd. Laat dit eindje een stukje doorlopen zodat het profiel van de 'T' ontstaat en knip de draad af (neem voor de veiligheid wat extra lengte, dan is dat later nog bij te werken) Buig aan de onderkant van de poot van de 'T' een rondje, zodat een haakje ontstaat. Daar wordt later de trek-ketting aan bevestigd. Let er op dat er ruimte zit tussen het haakje en de bevestigingsschroef (dat is ook de reden om de bevestigingsschroef in te laten, ofwel te verzinken, in de printplaat). De 'T'-arm moet vrij kunnen bewegen. Een klein druppeltje soldeertin (fig. 5.-D) in de buurt van de bovenste bocht in de 'T'-arm houdt het haakje keurig op zijn plaats op het scharnierpunt. Een duidelijk voorbeeld is verderop te zien in fig. 9. |
| + | |
| + | Voor de werking van dit mechanisme wordt gebruik gemaakt van geheugendraad. In dit geval 'Muscle wire'. Houdt deze term in de gaten bij eventuele bestelling. Er zijn namelijk meerdere soorten geheugendraad te koop. De werking kan echter van soort tot soort verschillend zijn, omdat ze een andere samenstelling hebben. We houden het hier dus op het begrip 'Muscle wire'. |
| + | |
| + | <font color="Red">Let op!:</font color> Muscle wire kan niet worden gesoldeerd, aangezien de draad bij verhitting zijn oorspronkelijke vorm herneemt. Alle verwijzingen naar het solderen betreffen dan ook soldeerverbindingen bij ander materiaal dan de gebruikte geheugendraad. |
| + | |
| + | Gebruik voor dit ontkoppelmechanisme Muscle wire van 100 micron dikte (fig. 4.-B). Dit verbindt, over de volle breedte van de loc de 'T'-arm (fig.4.-D), welke vlakbij de chassisbalk aan de rechterzijde van de loc zit, met het ankerpunt (fig. 4.-A) aan de linkerzijde. |
| + | Wikkel van gitaarsnaar 009 de trekveer (Fig. 5.-C) en verbind hiermee de rechter 'T'-draad (fig. 4.-E, daar waar die knik van 180° zit) met het kleine veeranker (fig. 4.-G) links van het midden op de printplaat. |
| | | |
− | Voor de werking van dit mechanisme wordt gebruik gemaakt van geheugendraad. In dit geval 'Muscle wire' van 100 micron dikte. Houdt deze term in de gaten bij eventuele bestelling. Er zijn meerdere soorten geheugendraad te koop. De werking kan echter van soort tot soort verschillend zijn, omdat ze een andere samenstelling hebben. We houden het hier dus op het begrip 'Muscle wire'.
| + | Het wikkelen van de trekveer kan het beste met een boormachine worden gedaan. Dit werkt als volgt: |
| | | |
− | Let op! Muscle wire kan niet worden gesoldeerd, aangezien de draad bij verhitting zijn oorspronkelijke vorm herneemt. Alle verwijzingen naar het solderen betreffen dan ook soldeerverbindingen bij ander materiaal dan de gebruikte geheugendraad. | + | Neem een handboormachine of een elektrische boormachine met permanente toerenregeling (het laagste toerental wordt aanbevolen). Stop in de kop van de boormachine een boortje van ca 1,5 mm met de snijkant naar binnen (achterstevoren dus). Laat nog een heel klein stukje van die snijkant (de spiraal) in het zicht. Steek in deze nog resterende opening de gitaarsnaar en buig het geheel haaks op het uitstekende deel van het boortje. Laat de handboor of boormachine een zodanig aantal omwentelingen maken totdat ongeveer 15 tot 18 mm van het uitstekende boortje bedekt is met de snaar. Wikkel de snaar gelijkmatig met naast elkaar liggende draad en houdt tijdens het wikkelen de snaar strak. |
| + | (<font color="Red">Let op!:</font color> Denk daarbij aan de veiligheid. Bescherm vooral de vingers, want gitaarsnaar is scherp. Het gebruik van elektrische boormachines is eveneens een risicofactor. |
| | | |
− | Gebruik voor dit mechanisme Muscle wire van 100 micron (fig. 4.-B). Dit verbindt over de volle breedte van de loc de “T”-arm (fig.4.-D), welke vlakbij de chassisbalk aan de rechterzijde van de loc zit, met het ankerpunt (fig. 4.-A) aan de linkerzijde.
| + | De vereiste trekkracht van de veer moet ca. 50 gram zijn. |
− | Wikkel van gitaarsnaar 009 de retourveer (Fig. 5.-C) en verbind hiermee de rechter “T” draad (fig. 4.-E daar waar die knik van 180° zit) met het kleine veeranker (fig. 4.-G) links van het midden op de printplaat.
| |
− | <br />
| |
− | Het wikkelen van de retourveer kan het best met een boormachine worden gedaan. Dit werkt als volgt:
| |
− | <br />
| |
− | Neem een handboormachine of een elektrische boormachine met permanente toerenregeling (het laagste toerental wordt aanbevolen). Stop in de kop van de boormachine een boortje van ca 1,5 mm. met de snijkant naar binnen (achterstevoren dus). Laat nog een heel klein stukje van die snijkant in het zicht. Steek in deze nog resterende opening de gitaarsnaar en buig het geheel haaks op het uitstekende deel van het boortje. Laat de handboor of boormachine een zodanig aantal omwentelingen maken tot ongeveer 15 – 18 mm. van het uitstekende boortje bedekt is met snaar. Wikkel de snaar gelijkmatig met naast elkaar liggende draad en houdt tijdens het wikkelen de snaar strak. Denk daarbij aan de veiligheid. Bescherm vooral de vingers, want gitaarsnaar is scherp. Het gebruik van elektrische boormachines is eveneens een risicofactor.
| |
− | <br />
| |
− | De vereiste veerkracht moet ca. 50 gram zijn.
| |
− | <br />
| |
− | Knip de veer op lengte, zodanig dat hij ongeveer 20% is opgerekt bij montage. Knip de draad door en buig één winding naar boven en aan de andere kant één winding naar beneden. Hiermee kan de retourveer aan de uiteinden worden bevestigd.
| |
| | | |
− | '''De “T”-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'''' | + | Knip de veer op lengte, zodanig dat hij ongeveer 20% is opgerekt bij montage. Knip de draad door en buig één winding naar boven en aan de andere kant één winding naar beneden. Hierdoor kan de trekveer met zijn uiteinden worden bevestigd. |
| + | |
| + | '''De 'T'-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'''' |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-06.png | | |Bestand= BRDCC-06.png |
| |Grootte= 300px | | |Grootte= 300px |
| |Volgnummer= E17.08-06 | | |Volgnummer= E17.08-06 |
− | |Omschrijving= Fig. 6. De “T”-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'. | + | |Omschrijving= Fig. 6. De 'T'-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'. |
| |Bron= Dick Bronson | | |Bron= Dick Bronson |
| |Positie= | | |Positie= |
| }} | | }} |
| | | |
− | Deze foto van het mechanisme, 20x vergroot, toont hoe de Muscle wire (zwart) is vastgeknoopt aan de “T”-arm (zilver). De sjorring (groen) is gemaakt van een enkele draad uit een draadstreng van een decoder datakabel. Van groot belang is dat één van de uiteinden van het draadje door het oog gaat van het dubbel gebogen uiteinde van de Muscle wire. Draai vervolgens het draadje enkele keren om deze verbinding heen en draai de draadeindjes in elkaar. Soldeer deze draad vast aan de “T”-arm en trek aan de Muscle wire om de lus dicht te maken. Knip na het solderen de einden van de draadjes af. Probeer niet de Muscle wire aan de “T”-arm te solderen. Er is hier sprake van een los-vaste frictieverbinding en Muscle wire kan in principe niet worden gesoldeerd. | + | Deze foto van het ontkoppelmemechanisme, 20× vergroot, toont hoe de Muscle wire (zwart) is vastgeknoopt aan de 'T'-arm (zilver). De sjorring (groen) is gemaakt van een enkele draad uit een draadstreng van een decoder datakabel. Van groot belang is dat één van de uiteinden van het draadje door het oog gaat van het dubbel gebogen uiteinde van de Muscle wire. Draai vervolgens het draadje enkele keren om deze verbinding heen en draai de draadeindjes in elkaar. Soldeer deze draad vast aan de 'T'-arm en trek aan de Muscle wire om de lus dicht te maken. Knip na het solderen de einden van de draadjes af. Probeer niet de Muscle wire aan de 'T'-arm te solderen. Er is hier sprake van een los-vaste frictieverbinding en Muscle wire kan in principe niet worden gesoldeerd. |
| | | |
− | Wanneer er een spanning van 180 milliampère door de Muscle wire gaat, wordt deze draad warm en verandert de interne kristalstructuur, waardoor de draad korter wordt. Wanneer de spanning wordt afgesloten, ontspant de draad weer en kan de retourveer hem weer uitrekken. Dit werkingsprincipe houdt de “T”-arm tegen het scharnierpunt aangedrukt. Omdat de lange poot van de “T”-arm ongeveer vijf keer zo lang is als de kruisende armen boven aan de “T”, wordt de minuscule verandering in lengte van de Muscle wire vermenigvuldigd tot een bruikbare “werkslag” van de “T”-arm. | + | Wanneer er een stroom van 180 milliampère door de Muscle wire loopt, wordt deze draad warm en verandert de interne kristalstructuur, waardoor de draad korter wordt. Wanneer de spanning wordt afgesloten, ontspant de draad weer en kan de trekveer hem weer uitrekken. Dit werkingsprincipe houdt de 'T'-arm tegen het scharnierpunt aangedrukt. Omdat de lange poot van de 'T'-arm ongeveer vijf keer zo lang is als de kruisende armen boven aan de 'T', wordt de minuscule verandering in lengte van de Muscle wire vermenigvuldigd met een factor vijf, tot een bruikbare 'werkslag' van de 'T'-arm. |
| | | |
− | Aangezien de “T”-arm elektrisch is verbonden met de decoder is het noodzakelijk het haakeinde elektrisch te isoleren. Dit kan door het haakeinde in vloeibare elektrische tape of in lak te dompelen om de haak te isoleren ten opzichte van de ketting. (Een experiment met de nieuwe koppelingen uit kunststof blijkt niet het beoogde effect te hebben). | + | Aangezien de 'T'-arm elektrisch is verbonden met de decoder is het noodzakelijk het haakeinde elektrisch te isoleren. Dit kan door het haakeinde in vloeibare elektrische tape of in lak te dompelen om de haak te isoleren ten opzichte van de ketting. (Een experiment met de nieuwe koppelingen uit kunststof blijkt niet het beoogde effect te hebben). |
− | Na droging kan de ketting over het haakeinde van de “T”-arm worden geschoven (fig. 5.-A). Eén van de elektrische contactpunten is het linker ankerpunt (fig. 4.-A). De andere contactpunten zijn het veerbevestigingspunt en het scharnierpunt (fig. 9.-F). Verwijder de koperen folie van de printplaat tussen de twee verbindingen (doe dit, bij gebruik van dubbelzijdige printplaat, aan beide kanten van de printplaat). Controleer dat er absoluut geen elektrische verbinding meer bestaat tussen de montageschroef en de folie. Onder de retourveer blijft een strook folie over om het bevestigingspunt van de retourveer en het scharnierpunt elektrisch met elkaar te verbinden (fig. 10.-F). | + | Na droging kan de ketting over het haakeinde van de 'T'-arm worden geschoven (fig. 5.-A). Eén van de elektrische contactpunten is het linker ankerpunt (fig. 4.-A). De andere contactpunten zijn het veerbevestigingspunt en het scharnierpunt (fig. 9.-F). Verwijder de koperen folie van de printplaat tussen de twee verbindingen (doe dit, bij gebruik van dubbelzijdige printplaat, aan beide kanten van de printplaat). <font color="Red">Let op!:</font color> Controleer goed of er absoluut geen elektrische verbinding meer aanwezig is tussen de bevestigingsschroef en de koperen folie. Onder de trekveer blijft een strook folie over om het bevestigingspunt van de trekveer en het scharnierpunt elektrisch met elkaar te verbinden (fig. 10.-F). |
| | | |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
Regel 146: |
Regel 145: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Het vaste ankerpunt voor de Muscle wire bestaat uit een afgeknipt stuk draad van een ¼ Watt weerstand dat op de printplaat is gesoldeerd. Bind het nog loszittende einde van de Muscle wire aan het ankerpunt vast door middel van een z.g. constrictorknoop (“paalsteek”. Zeilers zullen deze knoop kennen. Voor niet zeilers zie onderstaand voorbeeld.). | + | Het vaste ankerpunt voor de Muscle wire bestaat uit een afgeknipt stuk draad van een ¼Watt weerstand dat op de printplaat is gesoldeerd. Bind het nog loszittende einde van de Muscle wire aan het ankerpunt vast door middel van een z.g. constrictorknoop ('paalsteek'. Zeilers zullen deze knoop kennen. Voor 'niet zeilers', zie onderstaand voorbeeld.). |
| | | |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
Regel 157: |
Regel 156: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Na het op lengte brengen van deze draad, zodat de “T”-arm in de juiste positie ligt, moet het teruggebogen stukje draad van de weerstand licht worden dichtgeknepen. Breng daar een druppel soldeertin op aan, om te voorkomen dat de Muscle wire van de draad afglijdt of de knoop los komt. | + | Na het op lengte brengen van deze draad, zodat de 'T'-arm in de juiste positie ligt, moet het teruggebogen stukje draad van de weerstand licht worden dichtgeknepen. Breng daar een druppel soldeertin op aan, om te voorkomen dat de Muscle wire van de draad afglijdt of de knoop los komt. |
| | | |
− | Maak een soldeerverbinding aan de beide einden van de retourveer, zowel aan het bevestigingspunt als aan de “T”-arm, om een permanente elektrische verbinding te bewerkstelligen. Buig tevens de punt van het scharnierpunt een beetje krom om te voorkomen dat de “T”-arm er van af schiet tijdens gebruik. Verwijder vervolgens de overtollige uitsteeksels. Tot slot moet de positie van de“T”-arm, door wat buigwerk aan de vaste bevestigingspunten, zodanig worden bepaald dat er in ruststand geen mechanische spanning staat op de trekketting en dat de koppeling vrij heen en weer kan bewegen zonder dat de koppelingsklauw open gaat. | + | Maak een soldeerverbinding aan de beide einden van de trekveer, zowel aan het bevestigingspunt als aan de 'T'-arm, om een permanente elektrische verbinding te bewerkstelligen. Buig tevens de punt van het scharnierpunt een beetje krom om te voorkomen dat de 'T'-arm er van af schiet tijdens gebruik. Verwijder vervolgens de overtollige uitsteeksels. Tot slot moet de positie van de 'T'-arm, door wat buigwerk aan de vaste bevestigingspunten, zodanig worden bepaald dat er in ruststand geen mechanische spanning staat op de trekketting en tevens dat de koppeling vrij heen en weer kan bewegen zonder dat de koppelingsklauw open gaat. |
| | | |
| '''Ontkoppelaar getoond in de bekrachtigde stand''' | | '''Ontkoppelaar getoond in de bekrachtigde stand''' |
Regel 171: |
Regel 170: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Stroom uit de stroombegrenzer voedt de bekrachtiger bij fig. 9.-H. Dit onderdeeltje komt van een gesloopte IC-voet, is geïsoleerd met krimpkous, en bevindt zich op het eerder genoemde, van een weerstand afgeknipte, draaduiteinde aan de onderzijde van het printplaatje. (fig. 9-G). | + | Stroom uit de stroombegrenzer voedt het bekrachtigingsmechanisme bij fig. 9.-H. Dit onderdeeltje komt van een gesloopte IC-voet, is geïsoleerd met krimpkous, en bevindt zich op het eerder genoemde, van een weerstand afgeknipte, draaduiteinde aan de onderzijde van het printplaatje. (fig. 9.-G). |
− | <br />
| + | |
− | Van dat punt uit vloeit de stroom zowel door het draaipunt als het ankerpunt van de spanveer (fig. 9.-F). Van deze twee punten, door de “T”-arm, naar een uiteinde van de geheugendraad (fig. 9.-E) Dan gaat de stroom door de draad (fig. 6.-D), waarbij die tot boven 70° C wordt verwarmd, naar het vaste ankerpunt (fig. 6.-C). Dan volgt een tweede verbinding van een gesloopte IC-voet (fig. 9.-B) en tenslotte naar het andere eind van de lok via een geïsoleerde draad. Nadat de andere bekrachtiger eveneens gepasseerd is, wordt de stroom tenslotte aangesloten op de functie-uitgang van de DCC decoder.
| + | Vanuit dat punt vloeit de stroom zowel door het draaipunt als het ankerpunt van de spanveer (fig. 9.-F). Van deze twee punten, door de 'T'-arm, naar een uiteinde van de geheugendraad (fig. 9.-E) Dan gaat de stroom door de draad (fig. 6.-D), waarbij die tot boven 70° C wordt verwarmd, naar het vaste ankerpunt (fig. 6.-C). Dan volgt een tweede verbinding met een pin van een gesloopte IC-voet (fig. 9.-B) en tenslotte naar het andere eind van de lok via een geïsoleerde draad. Nadat het andere bekrachtigingsmechanisme eveneens gepasseerd is, wordt de stroom tenslotte aangesloten op een functie-aansluiting van de DCC decoder. |
| | | |
| '''Montage van de stroombegrenzer''' | | '''Montage van de stroombegrenzer''' |
Regel 185: |
Regel 184: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Monteer de TIP 31 (fig.10.-A) op het lokframe onder gebruikmaking van warmtegeleidende pasta en isolatieplaatjes. Controleer of er geen sluiting met het lokframe is! | + | Monteer de TIP 31 (fig.10.-A) op het lokframe, onder gebruikmaking van warmtegeleidende pasta en isolatieplaatjes. <font color="Red">Let op!:</font color> Controleer zorgvuldig of er geen sluiting met het lokframe is! |
− | <br />
| + | |
− | Er wordt bij activering ongeveer 2 Watt aan warmte uitgestraald. Om de beschikbare ruimte te benutten, wordt de powertransistor vlak gevijld totdat de dikte minimaal is. | + | Er wordt bij activering van het mechanisme ongeveer 2 Watt aan warmte afgegeven. Om de beschikbare ruimte te benutten, wordt de powertransistor vlak gevijld, totdat de dikte minimaal is. |
− | <br />
| + | |
− | Het gebruik van de TIP 31 in plaats van een gewone weerstand levert verschillende voordelen. Op de eerste plaats komt de ongevoeligheid voor variaties in het voltage van de DCC booster. Ten tweede past ze gemakkelijker in een nauwe ruimte. Ten derde wordt ze met een schroefje vastgezet, dus betere warmte-overdracht. Als vierde zijn de waarden onafhankelijk van het aantal aangesloten bekrachtigers. | + | Het gebruik van de TIP 31, inplaats van een gewone weerstand, levert verschillende voordelen op. Op de eerste plaats komt de ongevoeligheid voor variaties in het voltage van de DCC-centrale en/of -booster. Ten tweede past deze gemakkelijker in een nauwe ruimte. Ten derde wordt deze met een schroefje vastgezet, dus betere warmte-overdracht. Als vierde zijn de waarden onafhankelijk van het aantal aangesloten bekrachtigingsmechanismen. |
− | Monteer alle andere componenten aan de pootjes van de powertransistor (fig. 10.-B). Hier zien we de blauwe draad van de decoder (fig. 10.-E) en de draad van de begrensde stroom naar de eerste bekrachtiger van de koppelingen. (fig. 10.-F). Eén van de connectors (fig. 10.-C) is eveneens duidelijk zichtbaar. De draadverbinding tussen de beide bekrachtigers is zichtbaar in fig. 10.-D. | + | Monteer alle andere componenten aan de pootjes van de powertransistor (fig. 10.-B). Hier zien we de blauwe draad van de decoder (fig. 10.-E) en de draad van de stroombegrenzer naar het eerste bekrachtigingsmechanisme van de koppelingen. (fig. 10.-F). Eén van de connectors (fig. 10.-C) is eveneens duidelijk zichtbaar. De draadverbinding tussen de beide bekrachtigingsmechanismen is zichtbaar in fig. 10.-D. |
| | | |
| '''Schema met NPN transistor en twee diodes''' | | '''Schema met NPN transistor en twee diodes''' |
| | | |
− | De ideale stroomsterkte voor geheugendraad van deze dikte is 180 mA. In ieder geval moet de stroomsterkte begrensd worden tot maximaal 200 mA, tenzij u houdt van de geur van verbrande decoders. Deze vorm van stroombegrenzer zal ongeveer 2 Watt warmte afgeven, dus in een loc met plastic behuizing moet deze begrenzer op enige afstand daarvan op het frame worden ondergebracht. | + | De ideale stroomsterkte voor geheugendraad van deze dikte is 180 mA. In ieder geval moet de stroomsterkte begrensd worden tot maximaal 200 mA, tenzij u houdt van de geur van verbrande decoders. Deze vorm van stroombegrenzer zal ongeveer 2 Watt warmte afgeven, dus in een loc met plastic behuizing moet deze stroombegrenzer op enige afstand van de locbehuizing op het frame worden ondergebracht. |
− | <br />
| + | |
− | Deze begrenzer kan een weerstand zijn (ongeveer 40 Ω 2 Watt), of een stabiele voeding met transistors. We bespreken hier alleen die laatste optie, omdat ze veel beter is dan een eenvoudige weerstand | + | |
| + | Deze stroombegrenzer kan een weerstand zijn (ongeveer 40 Ω 2 Watt), of een gestabiliseerde voeding met transistoren. We bespreken hier alleen die laatste optie, omdat die veel beter is dan een eenvoudige weerstand |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-11.gif | | |Bestand= BRDCC-11.gif |
Regel 207: |
Regel 207: |
| | | |
| De berekening van de weerstandswaarden. Eerst R2. | | De berekening van de weerstandswaarden. Eerst R2. |
− | Volgens het boekje geldt voor spanning, stroom en weerstand de formule U=IxR. “U” staat voor de elektromotorische kracht (voltage), “I” staat voor de stroomsterkte, en “R” is de weerstand, | + | Volgens het boekje (Wet van Ohm) geldt voor spanning, stroom en weerstand de formule U=I×R. 'U' staat voor de spanning (voltage), 'I' staat voor de stroomsterkte, en 'R' is de weerstand, |
− | De spanningsval over een siliciumdiode of een gewone transistor is ongeveer 0,6 V. Om de spanning over R2 te berekenen, tellen we de twee diodes bij elkaar op, en trekken een transistorovergang daarvan af. Dat is dus 0,6 + 0,6, verminderd met 0,6, zodat dus 0,6 over blijft. | + | De spanningsval over een siliciumdiode of een gewone transistor is ongeveer 0,6 V. Om de spanning over R2 te berekenen, tellen we de stapspanning over de twee diodes bij elkaar op, en trekken een transistorovergang daarvan af. Dat is dus 0,6 + 0,6, verminderd met 0,6, zodat dus 0,6 over blijft. |
− | We weten ook dat we een stroomsterkte van 180 mA willen. Om de benodigde weerstandswaarde te berekenen, vormen we de formule om tot U/I=R en vullen we de waarden (in SI-eenheden, dus Volt en Ampére) in. Dat levert dan 0,6/0,18 = 3,3333…. De dichtstbijzijnde standaardwaarde is 3,3 Ω. | + | We weten ook dat we een stroomsterkte van 180 mA willen. Om de benodigde weerstandswaarde te berekenen, vormen we de formule om tot U/I=R en vullen we de waarden (in SI-eenheden, dus Volt en Ampère) in. Dat levert dan 0,6/0,18 = 3,3333…. op. De dichtstbijzijnde standaardwaarde (volgens de E-reeks) is 3,3 Ω. |
− | De in de weerstand ontwikkelde warmte is P=UxI. Invullen geeft dan bij 10 V spanning een waarde van 0,18x0,6=0,108 W. We kunnen dus volstaan met een 1/10 W exemplaar. | + | De in de weerstand ontwikkelde warmte is P=U×I. Invullen van de hierboven berekende waarden geeft dan bij 10 V spanning een belastingswaarde van 0,18×0,6=0,108 W. We kunnen dus volstaan met een 1/10 Watt exemplaar. |
| | | |
− | Vervolgens berekenen we R1. De versterkingsfactor van de transistor is volgens de specificatie groter dan 10. Dat betekent dat we tenminste een stroom van eentiende van de gewenste stroom (dus minimaal 18 mA) door R1 en de basis van de transistor moeten laten gaan. | + | Vervolgens berekenen we de waarde van R1. De versterkingsfactor van de transistor is volgens de specificatie groter dan 10. Dat betekent dat we tenminste een stroom van eentiende van de gewenste stroom (dus minimaal 18 mA) door R1 en de basis van de transistor moeten laten lopen. |
− | Ook in dit geval kennen we “U” en “I”, en moeten we “R” berekenen. Als we DCC gebruiken in de stand “N” voor schaal 1:160, kunnen we ongeveer 10 V verwachten. Na aftrek van de 1,2 V van beide diodes, blijft er dus 8,8 V over. Volgens U/I=R betekent dit dus 8,8/0,018=488 Ω. De dichtstbijzijnde standaardwaarde is 470 Ω. | + | Ook in dit geval kennen we 'U' en 'I', en moeten we 'R' berekenen. Wanneer we DCC gebruiken in de stand 'N' (in te stellen op de digitale centrale) voor schaal 1:160, kunnen we ongeveer 10 V verwachten. Na aftrek van de 1,2 V over de beide diodes, blijft er dus 8,8 V over. Volgens U/I=R betekent dit dus 8,8/0,018=488 Ω. De dichtstbijzijnde standaardwaarde is 470 Ω. |
− | De weerstand moet een vermogen kunnen verdragen van 10x0,018=0,18 W. Een exemplaar van ¼ W volstaat dus. | + | De weerstand moet een vermogen kunnen verdragen van 10×0,018=0,18 W. Een exemplaar van ¼ W volstaat dus. |
| | | |
− | Tenslotte nog de warmteontwikkeling in de transistor. Nemen we ditmaal aan dat we op schaal H0 werken, met een spanning van 12 V. We gebruiken opnieuw de formule P=IxU en vinden dan 0,180x12=2,16 W. | + | Tenslotte nog de warmteontwikkeling in de transistor. Nemen we ditmaal aan dat we op schaal H0 werken, met een spanning van 12 V. We gebruiken opnieuw de formule P=I×U en vinden dan 0,180×12=2,16 W. |
| | | |
| '''Schema met NPN transistor en drie diodes''' | | '''Schema met NPN transistor en drie diodes''' |
| | | |
− | ''U kunt ook drie diodes gebruiken in plaats van 2 in serie, met een weerstand van 6,8 Ω'' | + | ''U kunt ook drie diodes gebruiken in plaats van twee in serie, met een weerstand van 6,8 Ω'' |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-12.gif | | |Bestand= BRDCC-12.gif |
Regel 233: |
Regel 233: |
| | | |
| Het ligt voor de hand om een powertransistor te gebruiken welke toevallig beschikbaar is. | | Het ligt voor de hand om een powertransistor te gebruiken welke toevallig beschikbaar is. |
− | <br />
| + | |
− | Indien u een PNP-type gebruikt, keert u de richtingen van de diodes om en verwisselt de blauwe en groene decoderaansluitdraden. | + | Indien u een PNP-type gebruikt, keert u de richtingen van de diodes om en verwisselt de blauwe en groene decoder-aansluitdraden. |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-13.gif | | |Bestand= BRDCC-13.gif |
Regel 246: |
Regel 246: |
| '''Schema met PNP transistor en drie diodes''' | | '''Schema met PNP transistor en drie diodes''' |
| | | |
− | Net als bij de NPN-transistor kunt u ook hier 3 diodes in serie gebruiken, in plaats van 2. Ook dan gebruikt u een weerstand van 6,8 Ω Degenen die goed kijken, kunnen misschien zien dat de begrenzer van foto 7 is gemaakt met een PNP-transistor, een weerstand van 6,8 Ω en drie diodes, zoals in dit schema wordt getoond. | + | Net als bij de NPN-transistor kunt u ook hier drie diodes in serie gebruiken, in plaats van twee. Ook dan gebruikt u een weerstand van 6,8 Ω Degenen die goed kijken, kunnen misschien zien dat de stroombegrenzer van foto 7 is gemaakt met een PNP-transistor, een weerstand van 6,8 Ω en drie diodes, zoals in dit schema wordt getoond. |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= BRDCC-14.gif | | |Bestand= BRDCC-14.gif |
Regel 260: |
Regel 260: |
| |Volgende= E17.09 - Puzzelen met modeltreinen | | |Volgende= E17.09 - Puzzelen met modeltreinen |
| }} | | }} |
− | [[Categorie: Alles]] | + | [[Categorie: Alles|K]] |
| [[Categorie: Artikel|Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] | | [[Categorie: Artikel|Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] |
| [[Categorie: The American way|Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] | | [[Categorie: The American way|Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] |
Regel 266: |
Regel 266: |
| [[Categorie: Ontwerp modelbaan|The American way Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] | | [[Categorie: Ontwerp modelbaan|The American way Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] |
| [[Categorie: Scenery|The American way Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] | | [[Categorie: Scenery|The American way Magnetisch koppelen en ontkoppelen]] |
− | [[Categorie: Hans van de Burgt]] | + | [[Categorie: Hans van de Burgt|K]] |
− | [[Categorie: Han Zijlstra]] | + | [[Categorie: Han Zijlstra|K]] |
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Dick Bronson - Vertaling door Dick Van der Knaap
>>>> In controle door Fred <<<<
In deze rubriek behandelen wij de DCC gestuurde elektronische Kadee ontkoppeling, zoals deze ontwikkeld werd door Dick Bronson.
Het is geen eenvoudige ontkoppeling; sterker nog, het is een tamelijk ingewikkeld geheel. Echt iets voor de fijnproevers in modelspoorwegland.
Dick Bronson maakt gebruik van de standaard #5 (nummer vijf) koppelingen van Kadee. De bouwbeschrijving: buig eerst de pin recht en buig hem in een rechte hoek in de richting van de kant waar de veer van de koppelklauw zit. Soldeer een stukje kleine ketting aan de koppelpin, ongeveer ter lengte van het aanwezige veertje en knip de rest van het kettinkje af. Door aan het kettinkje te trekken, gaat de koppeling open.
Vijl de lipjes op één van de koppelklauwen af, om het loskomen van één van beide koppelingen makkelijker te maken.
Een andere aanpassing om het ontkoppelen te verbeteren, is om de koppelingsstop ver genoeg af te vijlen, zodat de koppeling ver genoeg open gaat om los te komen. De afbeeldingen illustreren deze aanpassingen.
Het ontkoppelmechanisme is gebouwd op een stukje printplaat. De lengte past precies tussen de treeplanken. De breedte loopt van de achterkant van de voetplaat van de Proto-2000 SW-9 naar de achterkant van de schacht van de koppeling (ca. 6 mm) die nog net de remstangen op de draaistellen vrij houdt. Het mechanisme wordt onder de schacht gemonteerd met gebruikmaking van het bestaande schroefje.
Ter voorkoming van het ongewenst achter uitsteeksels blijven haken van de locomotief is het noodzakelijk dit schroefje, bijvoorbeeld met een Dremel, af te slijpen zodat het een vlakke, verzonken kop krijgt. Ook in het printplaatje moet het schroefje worden verzonken, zodat dit in geen geval onder het printplaatje uitsteekt. Gebruik printplaat van 1,5 mm dikte, maar verwijder de halve dikte boven de koppelinghouders om genoeg bewegingsruimte te houden. De hierna volgende foto's tonen de onderkant van de locomotief.
De mechanismen hebben voor een goede werking rond ½ Volt nodig bij 180 – 200 milliampère. De DCC decoder geeft echter een spanning van 10 Volt of meer af. Deze veel te hoge spanning zal dus moeten worden teruggebracht. De elektrische schema's en de benodigde spannings- en stroomregeling (hierna te noemen 'stroombegrenzer') worden verderop in dit artikel beschreven.
Aanpassingen aan de koppeling
|
Afbeelding: E17.08-01
|
Fig. 1. Bovenaanzicht van de koppeling in gesloten positie
|
Bron: Bill Summers
|
Koppeling en koppelingshouder
De DCC gestuurde koppeling zit hier links. De standaard lip aan de koppelklauw (zoals te zien in fig. 1.-A) is op de DCC gestuurde koppeling verwijderd (zie fig.1.-B). Hierdoor kan zelfs onder enige spanning worden ontkoppeld. Vijl het lipje van deze koppeling glad af, zodat er geen enkele hindernis meer is om in te haken in de koppelklauw, maar let op dat u ook niet meer dan alleen het lipje afvijlt. Let op! Indien er teveel materiaal wordt afgevijld kan er een spontane ontkoppeling plaatsvinden. Twee schakels van de trekketting zijn nog net zichtbaar onder het veertje.
|
Afbeelding: E17.08-02
|
Fig. 2. Koppeling en koppelingshouder
|
Bron: Bill Summers
|
De klauwstop (fig. 2.-A) wordt weggevijld om de klauw volledig open te laten klappen. Vijl de stop zover weg tot de klauw in geopende positie in lijn ligt met de scharnierbehuizing (zie fig. 3-A). Deze extra bewegingsruimte is nodig om ook in bogen tot een betrouwbare werking te komen. Maak de pen onder de koppelklauw recht en buig hem scherp naar voren naar de zijkant van de klauw onder een hoek van ca. 30°. Zorg dat de pen gelijk ligt aan het buitenste bevestigingspunt van de klauwveer. Bevestig daar de ketting aan. Daarvoor zijn twee manieren:
- door de pen aan het einde plat te slaan en er een gaatje in te boren om de eerste kettingschalm er doorheen te halen
- door de eerste kettingschalm er aan vast te solderen of te lijmen.
Door een klein rukje aan de ketting moet de klauw nu volledig open gaan.
Bovenaanzicht van de koppeling in open positie
De klauwstop is weggevijld om de klauw volledig open te laten klappen. Vijl de stop zover weg dat de klauw, in geopende positie, in lijn ligt met de scharnierbehuizing.
|
Afbeelding: E17.08-03
|
Fig. 3. Bovenaanzicht van de koppeling in open positie
|
Bron: Bill Summers
|
DCC gestuurd ontkoppelingsmechanisme
|
Afbeelding: E17.08-04
|
Fig. 4. DCC gestuurd ontkoppelingsmechanisme
|
Bron: Bill Summers
|
Aan de rechterkant, ongeveer 1,5 mm vanuit het uiteinde en vertikaal gecentreerd, zit een scharnierpunt (fig. 4.-C).
Het is een draadje dat haaks in de printplaat is gesoldeerd en er iets bovenuit steekt. Aan de linkerkant zit een ankerpunt (fig. 4.-A).
Dit is een stukje L-vormige draad dat van een weerstand afgeknipt is, en dat met de korte kant in een gat in de printplaat is gesoldeerd en zodanig wordt bevestigd dat het evenwijdig met de printplaat naar voren steekt tot de rand van de plaat. Zorg er voor dat er ruimte is om dit ankerpunt een uitslag te laten maken. Dit dient om de spanning van de uit geheugenmetaal gemaakte draad in te kunnen stellen.
Ongeveer 3 tot 6 mm dichter naar het midden van de lok, maar eveneens linksonder, zit een tweede ankerpunt. Dit is voor de trekveer en steekt net zo uit als het eerder genoemde asje, maar is iets korter.
|
Afbeelding: E17.08-05
|
Fig. 5.
|
Bron: Bill Summers
|
De trekstang is T-vormig, met een kleine haak die aan het uiteinde van de T is gebogen. (fig. 5.-B). Neem daarvoor bijvoorbeeld een stukje gitaarsnaar van 045 – 048. In het verdere verloop van deze bouwbeschrijving wordt dit onderdeel de 'T'-arm genoemd. De dwarsbalk van de 'T'-arm is korter dan de breedte van het stukje printplaat en loopt aan de kant van het scharnierpunt (het asje) enigszins naar beneden. De lange poot van de 'T' is net zo lang als de afstand tussen het asje aan de rechterkant tot het midden van de schacht van de koppeling. Het centrum van de haak is precies gecentreerd boven de bevestigingsschroef (fig. 5.-A).
Maak deze 'T'-arm op de volgende manier:
Buig de draad aan de bovenkant van de 'T' naar rechts. En buig een kort eindje verder de draad scherp 180° van beneden naar boven terug( Let op!: de afstand is minder dan de afstand van het asje tot het lokframe), zodat de draad de poot van de 'T' kruist. Aan deze 'U'-buiging wordt later de trekveer bevestigd. Laat dit eindje een stukje doorlopen zodat het profiel van de 'T' ontstaat en knip de draad af (neem voor de veiligheid wat extra lengte, dan is dat later nog bij te werken) Buig aan de onderkant van de poot van de 'T' een rondje, zodat een haakje ontstaat. Daar wordt later de trek-ketting aan bevestigd. Let er op dat er ruimte zit tussen het haakje en de bevestigingsschroef (dat is ook de reden om de bevestigingsschroef in te laten, ofwel te verzinken, in de printplaat). De 'T'-arm moet vrij kunnen bewegen. Een klein druppeltje soldeertin (fig. 5.-D) in de buurt van de bovenste bocht in de 'T'-arm houdt het haakje keurig op zijn plaats op het scharnierpunt. Een duidelijk voorbeeld is verderop te zien in fig. 9.
Voor de werking van dit mechanisme wordt gebruik gemaakt van geheugendraad. In dit geval 'Muscle wire'. Houdt deze term in de gaten bij eventuele bestelling. Er zijn namelijk meerdere soorten geheugendraad te koop. De werking kan echter van soort tot soort verschillend zijn, omdat ze een andere samenstelling hebben. We houden het hier dus op het begrip 'Muscle wire'.
Let op!: Muscle wire kan niet worden gesoldeerd, aangezien de draad bij verhitting zijn oorspronkelijke vorm herneemt. Alle verwijzingen naar het solderen betreffen dan ook soldeerverbindingen bij ander materiaal dan de gebruikte geheugendraad.
Gebruik voor dit ontkoppelmechanisme Muscle wire van 100 micron dikte (fig. 4.-B). Dit verbindt, over de volle breedte van de loc de 'T'-arm (fig.4.-D), welke vlakbij de chassisbalk aan de rechterzijde van de loc zit, met het ankerpunt (fig. 4.-A) aan de linkerzijde.
Wikkel van gitaarsnaar 009 de trekveer (Fig. 5.-C) en verbind hiermee de rechter 'T'-draad (fig. 4.-E, daar waar die knik van 180° zit) met het kleine veeranker (fig. 4.-G) links van het midden op de printplaat.
Het wikkelen van de trekveer kan het beste met een boormachine worden gedaan. Dit werkt als volgt:
Neem een handboormachine of een elektrische boormachine met permanente toerenregeling (het laagste toerental wordt aanbevolen). Stop in de kop van de boormachine een boortje van ca 1,5 mm met de snijkant naar binnen (achterstevoren dus). Laat nog een heel klein stukje van die snijkant (de spiraal) in het zicht. Steek in deze nog resterende opening de gitaarsnaar en buig het geheel haaks op het uitstekende deel van het boortje. Laat de handboor of boormachine een zodanig aantal omwentelingen maken totdat ongeveer 15 tot 18 mm van het uitstekende boortje bedekt is met de snaar. Wikkel de snaar gelijkmatig met naast elkaar liggende draad en houdt tijdens het wikkelen de snaar strak.
(Let op!: Denk daarbij aan de veiligheid. Bescherm vooral de vingers, want gitaarsnaar is scherp. Het gebruik van elektrische boormachines is eveneens een risicofactor.
De vereiste trekkracht van de veer moet ca. 50 gram zijn.
Knip de veer op lengte, zodanig dat hij ongeveer 20% is opgerekt bij montage. Knip de draad door en buig één winding naar boven en aan de andere kant één winding naar beneden. Hierdoor kan de trekveer met zijn uiteinden worden bevestigd.
De 'T'-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'
|
Afbeelding: E17.08-06
|
Fig. 6. De 'T'-trekstang met de vastgeknoopte 'Muscle wire'.
|
Bron: Dick Bronson
|
Deze foto van het ontkoppelmemechanisme, 20× vergroot, toont hoe de Muscle wire (zwart) is vastgeknoopt aan de 'T'-arm (zilver). De sjorring (groen) is gemaakt van een enkele draad uit een draadstreng van een decoder datakabel. Van groot belang is dat één van de uiteinden van het draadje door het oog gaat van het dubbel gebogen uiteinde van de Muscle wire. Draai vervolgens het draadje enkele keren om deze verbinding heen en draai de draadeindjes in elkaar. Soldeer deze draad vast aan de 'T'-arm en trek aan de Muscle wire om de lus dicht te maken. Knip na het solderen de einden van de draadjes af. Probeer niet de Muscle wire aan de 'T'-arm te solderen. Er is hier sprake van een los-vaste frictieverbinding en Muscle wire kan in principe niet worden gesoldeerd.
Wanneer er een stroom van 180 milliampère door de Muscle wire loopt, wordt deze draad warm en verandert de interne kristalstructuur, waardoor de draad korter wordt. Wanneer de spanning wordt afgesloten, ontspant de draad weer en kan de trekveer hem weer uitrekken. Dit werkingsprincipe houdt de 'T'-arm tegen het scharnierpunt aangedrukt. Omdat de lange poot van de 'T'-arm ongeveer vijf keer zo lang is als de kruisende armen boven aan de 'T', wordt de minuscule verandering in lengte van de Muscle wire vermenigvuldigd met een factor vijf, tot een bruikbare 'werkslag' van de 'T'-arm.
Aangezien de 'T'-arm elektrisch is verbonden met de decoder is het noodzakelijk het haakeinde elektrisch te isoleren. Dit kan door het haakeinde in vloeibare elektrische tape of in lak te dompelen om de haak te isoleren ten opzichte van de ketting. (Een experiment met de nieuwe koppelingen uit kunststof blijkt niet het beoogde effect te hebben).
Na droging kan de ketting over het haakeinde van de 'T'-arm worden geschoven (fig. 5.-A). Eén van de elektrische contactpunten is het linker ankerpunt (fig. 4.-A). De andere contactpunten zijn het veerbevestigingspunt en het scharnierpunt (fig. 9.-F). Verwijder de koperen folie van de printplaat tussen de twee verbindingen (doe dit, bij gebruik van dubbelzijdige printplaat, aan beide kanten van de printplaat). Let op!: Controleer goed of er absoluut geen elektrische verbinding meer aanwezig is tussen de bevestigingsschroef en de koperen folie. Onder de trekveer blijft een strook folie over om het bevestigingspunt van de trekveer en het scharnierpunt elektrisch met elkaar te verbinden (fig. 10.-F).
|
Afbeelding: E17.08-07
|
Fig. 7.
|
Bron: Dick Bronson
|
Het vaste ankerpunt voor de Muscle wire bestaat uit een afgeknipt stuk draad van een ¼Watt weerstand dat op de printplaat is gesoldeerd. Bind het nog loszittende einde van de Muscle wire aan het ankerpunt vast door middel van een z.g. constrictorknoop ('paalsteek'. Zeilers zullen deze knoop kennen. Voor 'niet zeilers', zie onderstaand voorbeeld.).
|
Afbeelding: E17.08-08
|
Fig. 8. Paalsteek
|
Bron: Dick Bronson
|
Na het op lengte brengen van deze draad, zodat de 'T'-arm in de juiste positie ligt, moet het teruggebogen stukje draad van de weerstand licht worden dichtgeknepen. Breng daar een druppel soldeertin op aan, om te voorkomen dat de Muscle wire van de draad afglijdt of de knoop los komt.
Maak een soldeerverbinding aan de beide einden van de trekveer, zowel aan het bevestigingspunt als aan de 'T'-arm, om een permanente elektrische verbinding te bewerkstelligen. Buig tevens de punt van het scharnierpunt een beetje krom om te voorkomen dat de 'T'-arm er van af schiet tijdens gebruik. Verwijder vervolgens de overtollige uitsteeksels. Tot slot moet de positie van de 'T'-arm, door wat buigwerk aan de vaste bevestigingspunten, zodanig worden bepaald dat er in ruststand geen mechanische spanning staat op de trekketting en tevens dat de koppeling vrij heen en weer kan bewegen zonder dat de koppelingsklauw open gaat.
Ontkoppelaar getoond in de bekrachtigde stand
|
Afbeelding: E17.08-09
|
Fig. 9. Ontkoppelaar getoond in de bekrachtigde stand
|
Bron: Bill Summers
|
Stroom uit de stroombegrenzer voedt het bekrachtigingsmechanisme bij fig. 9.-H. Dit onderdeeltje komt van een gesloopte IC-voet, is geïsoleerd met krimpkous, en bevindt zich op het eerder genoemde, van een weerstand afgeknipte, draaduiteinde aan de onderzijde van het printplaatje. (fig. 9.-G).
Vanuit dat punt vloeit de stroom zowel door het draaipunt als het ankerpunt van de spanveer (fig. 9.-F). Van deze twee punten, door de 'T'-arm, naar een uiteinde van de geheugendraad (fig. 9.-E) Dan gaat de stroom door de draad (fig. 6.-D), waarbij die tot boven 70° C wordt verwarmd, naar het vaste ankerpunt (fig. 6.-C). Dan volgt een tweede verbinding met een pin van een gesloopte IC-voet (fig. 9.-B) en tenslotte naar het andere eind van de lok via een geïsoleerde draad. Nadat het andere bekrachtigingsmechanisme eveneens gepasseerd is, wordt de stroom tenslotte aangesloten op een functie-aansluiting van de DCC decoder.
Montage van de stroombegrenzer
|
Afbeelding: E17.08-10
|
Fig. 10. Montage van de stroombegrenzer
|
Bron: Bill Summers
|
Monteer de TIP 31 (fig.10.-A) op het lokframe, onder gebruikmaking van warmtegeleidende pasta en isolatieplaatjes. Let op!: Controleer zorgvuldig of er geen sluiting met het lokframe is!
Er wordt bij activering van het mechanisme ongeveer 2 Watt aan warmte afgegeven. Om de beschikbare ruimte te benutten, wordt de powertransistor vlak gevijld, totdat de dikte minimaal is.
Het gebruik van de TIP 31, inplaats van een gewone weerstand, levert verschillende voordelen op. Op de eerste plaats komt de ongevoeligheid voor variaties in het voltage van de DCC-centrale en/of -booster. Ten tweede past deze gemakkelijker in een nauwe ruimte. Ten derde wordt deze met een schroefje vastgezet, dus betere warmte-overdracht. Als vierde zijn de waarden onafhankelijk van het aantal aangesloten bekrachtigingsmechanismen.
Monteer alle andere componenten aan de pootjes van de powertransistor (fig. 10.-B). Hier zien we de blauwe draad van de decoder (fig. 10.-E) en de draad van de stroombegrenzer naar het eerste bekrachtigingsmechanisme van de koppelingen. (fig. 10.-F). Eén van de connectors (fig. 10.-C) is eveneens duidelijk zichtbaar. De draadverbinding tussen de beide bekrachtigingsmechanismen is zichtbaar in fig. 10.-D.
Schema met NPN transistor en twee diodes
De ideale stroomsterkte voor geheugendraad van deze dikte is 180 mA. In ieder geval moet de stroomsterkte begrensd worden tot maximaal 200 mA, tenzij u houdt van de geur van verbrande decoders. Deze vorm van stroombegrenzer zal ongeveer 2 Watt warmte afgeven, dus in een loc met plastic behuizing moet deze stroombegrenzer op enige afstand van de locbehuizing op het frame worden ondergebracht.
Deze stroombegrenzer kan een weerstand zijn (ongeveer 40 Ω 2 Watt), of een gestabiliseerde voeding met transistoren. We bespreken hier alleen die laatste optie, omdat die veel beter is dan een eenvoudige weerstand
|
Afbeelding: E17.08-11
|
Fig. 11. Schema met NPN transistor en twee diodes
|
Bron: Dick Bronson
|
De berekening van de weerstandswaarden. Eerst R2.
Volgens het boekje (Wet van Ohm) geldt voor spanning, stroom en weerstand de formule U=I×R. 'U' staat voor de spanning (voltage), 'I' staat voor de stroomsterkte, en 'R' is de weerstand,
De spanningsval over een siliciumdiode of een gewone transistor is ongeveer 0,6 V. Om de spanning over R2 te berekenen, tellen we de stapspanning over de twee diodes bij elkaar op, en trekken een transistorovergang daarvan af. Dat is dus 0,6 + 0,6, verminderd met 0,6, zodat dus 0,6 over blijft.
We weten ook dat we een stroomsterkte van 180 mA willen. Om de benodigde weerstandswaarde te berekenen, vormen we de formule om tot U/I=R en vullen we de waarden (in SI-eenheden, dus Volt en Ampère) in. Dat levert dan 0,6/0,18 = 3,3333…. op. De dichtstbijzijnde standaardwaarde (volgens de E-reeks) is 3,3 Ω.
De in de weerstand ontwikkelde warmte is P=U×I. Invullen van de hierboven berekende waarden geeft dan bij 10 V spanning een belastingswaarde van 0,18×0,6=0,108 W. We kunnen dus volstaan met een 1/10 Watt exemplaar.
Vervolgens berekenen we de waarde van R1. De versterkingsfactor van de transistor is volgens de specificatie groter dan 10. Dat betekent dat we tenminste een stroom van eentiende van de gewenste stroom (dus minimaal 18 mA) door R1 en de basis van de transistor moeten laten lopen.
Ook in dit geval kennen we 'U' en 'I', en moeten we 'R' berekenen. Wanneer we DCC gebruiken in de stand 'N' (in te stellen op de digitale centrale) voor schaal 1:160, kunnen we ongeveer 10 V verwachten. Na aftrek van de 1,2 V over de beide diodes, blijft er dus 8,8 V over. Volgens U/I=R betekent dit dus 8,8/0,018=488 Ω. De dichtstbijzijnde standaardwaarde is 470 Ω.
De weerstand moet een vermogen kunnen verdragen van 10×0,018=0,18 W. Een exemplaar van ¼ W volstaat dus.
Tenslotte nog de warmteontwikkeling in de transistor. Nemen we ditmaal aan dat we op schaal H0 werken, met een spanning van 12 V. We gebruiken opnieuw de formule P=I×U en vinden dan 0,180×12=2,16 W.
Schema met NPN transistor en drie diodes
U kunt ook drie diodes gebruiken in plaats van twee in serie, met een weerstand van 6,8 Ω
|
Afbeelding: E17.08-12
|
Fig. 12. Schema met NPN transistor en drie diodes
|
Bron: Dick Bronson
|
Schema met PNP transistor en twee diodes
Het ligt voor de hand om een powertransistor te gebruiken welke toevallig beschikbaar is.
Indien u een PNP-type gebruikt, keert u de richtingen van de diodes om en verwisselt de blauwe en groene decoder-aansluitdraden.
|
Afbeelding: E17.08-13
|
Fig. 13. Schema met PNP transistor en twee diodes
|
Bron: Dick Bronson
|
Schema met PNP transistor en drie diodes
Net als bij de NPN-transistor kunt u ook hier drie diodes in serie gebruiken, in plaats van twee. Ook dan gebruikt u een weerstand van 6,8 Ω Degenen die goed kijken, kunnen misschien zien dat de stroombegrenzer van foto 7 is gemaakt met een PNP-transistor, een weerstand van 6,8 Ω en drie diodes, zoals in dit schema wordt getoond.
|
Afbeelding: E17.08-14
|
Fig. 14. Schema met PNP transistor en drie diodes
|
Bron: Dick Bronson
|