Lichtseinen: verschil tussen versiesUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie van 17 dec 2011 om 18:08
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Redactie
Seinstelsel 1946In 1946 besloot de Nederlandsche Spoorwegen (NS) een nieuw lichtseinenstelsel in te voeren: Lichtseinenstelsel 1946. Dit lichtseinenstelsel was afgeleid van het Amerikaanse lichtseinenstelsel. Dit nieuwe seinenstelsel had ten doel om de mechanische armseinen te vervangen. De redenen dat men overging op een nieuw seinenstelsel waren:
Hoge en lage seinenDe nieuwe seinen waren er in hoge (langs de vrije baan en bij stations) en lage (dwergseinen) uitvoering. Lage seinen
De lage seinen staan op emplacementen (zie: foto's E08.01.04-01 en E08.01.04-02). Ze mogen slechts met maximaal 40 km/uur worden gepasseerd. Deze seinen worden ook wel dwergseinen genoemd. Alle lage seinen zijn bediende seinen. Hoge seinen
Hoge seinen kunnen zowel bediende als P-seinen zijn. De hoge seinen stonden op een paal naast het spoor (zie: tekening E08.01.04-03 en E08.01.04-04), of hingen aan bovenleidingportalen net naast het spoor (zie: foto E08.01.04-12). Het grote nadeel van een dergelijk aan een portaal gemonteerd sein was (en is), dat een kapotte gloeilamp niet gemakkelijk te vervangen was. Dat kon alleen maar wanneer er geen treinen reden, dus tijdens een buitendienststelling.
Viel de stuurspanning weg, dan ging de bril automatisch door de zwaartekracht naar de ruststand en toonde het sein rood licht. Het systeem met de bril vormde een zogenaamd failsafe-systeem. Bij een storing (wegvallen van de stuurspanning) toonde het licht altijd rood. Bij de overgang van geel naar groen zal atijd een korte rode flits te zien zijn, omdat dan het rode glas even voor de lamp langs gaat. In 1949 werd het Lichtseinenstelsel'46 volledig in gebruik genomen op het baanvak Utrecht — Arnhem. De SA-seinen zijn inmiddels zo goed als uitgestorven. Er zijn er (medio 2011) nog een paar te vinden op het baanvak Ede — Arnhem.
P-seinen en bediende seinenDe hoge seinen zijn onderverdeeld in 'éénhoogte-seinen' (zie: tekening E08.01.04-03 en E08.01.04-04), en 'driehoogte-seinen' (zie: tekening E08.01.04-11). De drie lampen in het driehoogtesein waren allen voorzien van een kleurenwisselaar, zodat bijvoorbeeld het seinbeeld groen-wit-wit, of groen-groen-wit kon worden getoond. De éénhoogte seinen hebben tot 2004 nog dienst gedaan op enige baanvakken in het midden van het land. De twee typen waren ook nog weer onderverdeeld in 'P-seinen' en 'bediende seinen'. P-seinenP-seinen staan langs de vrije baan (zie: foto E08.01.04-12) en werken automatisch. De P-seinen worden, m.b.v. spoorstroomlopen, 'aangestuurd' door de treinen. Zodra een trein een groen (of geel) sein passeerde, ging dit naar rood en werd het voorgaande sein op geel gezet. Het sein vòòr het gele sein kwam weer op groen. De letter P staat voor 'Permissief sein'. Als gevolg van een storing kan het voorkomen dat alle P-seinen op rood staan. De machinist moet dan bij het naderen van het eerste rode P-sein aan de treindienstleider/procesleider vragen of hij door mag rijden. Wanneer hij daarvoor toestemming krijgt, heeft hij tevens permissie om de volgende rode P-seinen te passeren (met 'Rijden op zicht' uiteraard). Een rood bediend sein mag hij nooit passeren, zonder overleg met de treindienstleider/procesleider. Moet de trein toch een rood bediend sein passeren, dan moet de treindienstleider/procesleider een 'aanwijzing' (vroeger heette dit een lastgeving) afgeven, waarin hij de machinist toestemming geeft om door rood te rijden. De machinist krijgt dan een aanwijzing STS (StopTonend Sein).
Bediende seinenBediende seinen staan alleen op emplacementen, dus op plaatsen waar wissels liggen. Achter een bediend sein ligt dan normaliter altijd een wissel. Een bediend sein is een sein dat door de treindienstleider (tegenwoordig 'procesleider' genoemd) wordt bediend. Dit betekende niet dat hij het sein direct kon bedienen, en dus niet zelf kon bepalen welke kleur het toonde. Het enige dat de treindienstleider kon doen, was een rijweg instellen. De Seinwezen-installatie zorgde er dan voor dat de wissels in de juiste stand kwamen te liggen, en dat de seinen het juiste seinbeeld daarbij toonden.
In tegenstelling tot verkeerslichten, zit de rode lamp in een hoog sein bij NS altijd onderaan (zie: tekening E08.01.04-13). Dit is bewust gedaan. Bij hevige sneeuwval kan er namelijk sneeuw blijven liggen op de fantoomkappen boven de lampen. De onderste lamp is de enige die geen fantoomkap onder zich heeft, dus deze lamp blijft ten allen tijde zichtbaar. Vanwege een aantal tekortkomingen van het Seinstelsel 1946; een kleur had afhankelijk van de positie een totaal andere betekenis en een kleur kon meerdere malen voorkomen, werd dit vervangen door Seinstelsel 1955.
Seinstelsel 1955Algemene beschouwingNadat het seinstelsel 1946 eenmaal was ingevoerd bleek al gauw dat er diverse grote nadelen aan kleefden. Zo had een kleur afhankelijk van de positie een totaal andere betekenis en kon een kleur meerdere malen voorkomen.
We kennen twee typen seinen: laag- en hooggeplaatst. Het onderscheid wordt in de volgende secties uitgelegd. Bij plaatsing van seinen gelden de volgende regels:
Laag geplaatste seinenLaag geplaatste seinen komen normaal alleen voor op emplacementen, zelden langs de vrije baan. Ze morgen nooit met meer dan 40 km/u gepasseerd worden. Ze kunnen zowel normaal als op hun kant geplaatst worden, mede afhankelijk van wat het Profiel Vrije Ruimte (PVR) toestaat. Eventueel kunnen ze op een kleine voet geplaatst worden, waarmee ze tot circa 1 meter 'boven spoorstaaf' (BS) komen. De volgende seinbeelden zijn te herkennen bij de lage seinen:
Hoog geplaatste seinenHoog geplaatste seinen kunnen zowel langs de baan als op emplacementen worden toegepast. De volgende hoofd-seinbeelden zijn te herkennen bij de hoge seinen:
Extra seinenDeze basis is uitgebreid met onder meer snelheidsindicators, knipperende seinbeelden, wit licht met verschillende betekenissen en seinen voor zware goederentreinen. De meest voorkomende hiervan zijn: Koeienkop
Omdat een seinbeeld, in principe, in Nederland geen richtingsindicatie geeft, maar het in sommige gevallen wel handig kan zijn als machinist om te weten of je de goede kant wordt op gestuurd, zijn er op een aantal plaatsen zogenaamde koeienkoppen geplaatst. Deze geven aan welke kant de trein op wordt gestuurd. Op het moment dat de machinist het wissel kan zien, zal in veel gevallen de snelheid dusdanig zijn, dat de trein niet meer op tijd kan stoppen voor een wissel dat in de verkeerde stand staat. Veiligheidstechnisch gaat er niks fout (de snelheid over het wissel wordt afgedwongen door de seinen, dus de trein kan niet te hard rijden voor de stand van het wissel) maar dienstregelingstechnisch levert een verkeerd ingestelde rijroute veel gedoe op. Vandaar dat er soms koeienkoppen staan, zodat de machinist kan zien of de goede rijweg is ingesteld. Het is echter geen sein waar erg scheutig mee wordt omgegaan. In de meeste gevallen is echter de snelheid over een afbuigend wissel dusdanig t.o.v. van de rechtdoorgaande rijweg dat uit de aangegeven snelheid de wisselstand kan worden afgeleid.
X-G-seinen
L-H-seinen
De modelspoorpraktijkHieronder een situatie, zoals die ook op de modelbaan voorkomt, met een voorbeeld hoe de seinen te plaatsen. Voorbeeld positie seinen op emplacement:
Meer informatieHieronder vinden we een overzicht van links naar andere websites over dit onderwerp:
|