Werken met een multimeter of universeelmeter: verschil tussen versiesUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie van 6 jun 2024 om 11:36
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
Werken met een multimeterEen multimeter is voor een elektricien of elektronicahobbyist onmisbaar maar hij moet wel juist gebruikt worden, want bij onjuist gebruik, bestaat grote kans dat de meter en/of de te meten schakeling defect raakt. Vaak is er alleen maar een (slecht vertaalde) eenvoudige handleiding bij. Multimeter aanschaffenHet aanbod is divers. Zo zijn er naast digitale- ook nog analoge multimeters, waar de gemeten waarden met een naald aangeduid worden (zie afbeelding 01). Sommige analoge multimeters zijn voorzien van een "spiegelschaal". Het doel hiervan is, om afleesfouten (parallax) te vermijden. Door zodanig op de meter te kijken dat de wijzer precies boven zijn spiegelbeeld in de spiegel zit, is de afleeshoek (=kijkhoek) exact nul. Omdat er qua prijs bijna geen verschil meer is, kunnen we als klusser beter meteen een digitale multimeter (DMM) aanschaffen, want met een digitale meter worden afleesfouten vermeden. Op de verpakking staat welke metingen met het apparaat gedaan kunnen worden. Bij de eenvoudige apparaten blijft dit beperkt tot de spanning (U), de stroomsterkte (I) en de weerstand (Ω). Let op de maximumwaarden die met het apparaat te meten zijn.
Een voorbeeld van een geschikt apparaat voor een hobbyist:
De inwendige weerstandIets waar zeker op gelet moet worden, is de inwendige DC-weerstand van de multimeter. Deze dient hoog te zijn, minimaal 10 MΩ (megaohm), omdat een lagere waarde de meetresultaten kan beïnvloeden door een te hoge belasting van het te meten circuit.
De gevorderde gebruiker zal naast de basisfuncties ook meer uitgebreide mogelijkheden willen, zoals het meten van capaciteit (C), zelfinductie van spoelen (L), frequentie (f), temperatuur (T), diodetest (D) enz. Continuïteits- of doorgangstest
Ook een continuïteits- of doorgangstest-stand met zoemer (aangeven met het symbool in afbeelding 01a) is bijzonder gemakkelijk. Het grote voordeel van de zoemer is dat er niet op de meter gekeken hoeft te worden tijdens het meten/testen, bij goede verbinding klinkt een pieptoon. MeetsnoerenIedere multimeter wordt geleverd met twee meetsnoeren (rood en zwart) met meetpennen aan het einde. Er zijn dan twee mogelijkheden;
Het is handiger wanneer er losse meetsnoeren bij zijn. Let ook op de lengte van de meetsnoeren. Een lengte van 90 cm is hierbij het aanbevolen minimum. Het verdient ten zeerste aanbeveling om een extra zwarte meetsnoer bij te kopen, die voorzien is van een geïsoleerde krokodilklem aan één zijde. De COM-draad kan dan via de krokodilklem met de min van de schakeling worden verbonden en dit voorkomt dat tijdens het meten de zwarte meetpen uitschiet. Het meetbereikZet bij het instellen van de keuzeschakelaar op het V, A of Ω- de meter op het hoogste bereik. De multimeter heeft een onderverdeling in bijv.
De nauwkeurigheidDuurdere multimeters hebben een hogere nauwkeurigheid dan de goedkopere modellen. Een meetverschil van 1 millivolt is echter niet iets waar we als hobbyist wakker van moeten liggen. Wanneer een (digitale) multimeter aangeschaft is, is het zaak de meetinstelling te bepalen. Bedenk altijd, "wat ga ik meten en waarom?" bij werken met een multimeter. Het aansluiten van de multimeterSteek voor nagenoeg alle metingen het rode meetsnoer in de V/Ω/mA-bus van de multimeter en het zwarte meetsnoer in de COM (-)-ingang. Bij meten van hoge stroomsterktes moet het rode meetsnoer meestal in een speciaal hiervoor voorziene ingang (zie afbeelding 02). Spanning(en) metenHelaas gebeuren er maar al te vaak ongelukken omdat niet bekend is of er spanning op een elektrisch circuit staat. Zorg er dus altijd voor dat we weten wat we meten. Zet om spanning te meten de keuzeschakelaar van de multimeter op de V DC-stand voor gelijkspanning of op de V (~) AC-stand voor wisselspanning. Spanningen worden doorgaans gemeten ten opzichte van aarde (massa, of nul). Begin altijd met de keuzeschakelaar op het hoogste bereik (250 volt in het voorbeeld hierboven) en schakel stelselmatig over op een lager bereik voor een nauwkeuriger meetresultaat. Sommige multimeters stellen het meetbereik automatisch in (aangeduid met de term "autoranging"). Alleen voor V DC, V AC, A DC, A AC, of Ω moet de knop op de juiste stand gezet worden.
Bij de meeste multimeters is een polariteitaanduiding aanwezig. Wanneer bijvoorbeeld aan een accu wordt gemeten en de rode draad is op de minpool van de accu aangesloten, verschijnt een minteken in het display (zie afbeelding 05). Verwissel dan eventueel de rode en zwarte draad van de multimeter op de accupolen, dan verdwijnt het minteken uit het display. De meest voorkomende netspanning in Europa is 230 volt AC bij 50 Hz. Ook lagere spanningen komen bij modelspoorders frequent voor. Denk hierbij aan de secundaire zijde van een trafo, waar bijv. 14 V wisselspanning (~) op staat. Gelijkspanningen van 12 of 9 volt, komen voor bij een (met behulp van een transformator met erachter geschakelde bruggelijkrichter), dit is dus gelijkgerichte stroom. Bij het DCC-systeem (schaal H0) staat ongeveer 17-18 Volt op de rails. Dit is een speciale van polariteit wisselende blokspanning die gemeten moet worden door een gelijkrichter tussen de rails en de multimeter te schakelen (de ~-aansluitingen aan de rails). Bij schaal N staat ongeveer 15-16 volt op de rails. Weerstand metenDe weerstand van een stroomkring geeft informatie over de verschillende verbruikers die erop aangesloten zijn. Door de weerstand na te meten, is onder meer te achterhalen of de bedrading in orde is en of er eventueel sprake is van een kortsluiting. Opgelet: om een weerstand te meten moet eerst de spanningen van het meetcircuit worden uitgeschakeld. Zet vervolgens de keuzeschakelaar in de hoogste stand (2 Megaohm in het voorbeeld). Zet het bereik stelselmatig lager om nauwkeuriger te gaan meten. Wanneer we het "1" symbool zien, gaan we dan over naar een hoger bereik. Behalve om kortsluiting op te sporen, kunnen met een weerstandsmeting zeer handige metingen gedaan worden. Bijvoorbeeld een relais of een schakelaar doormeten om te achterhalen welk contact precies met welk ander contact in verbinding staat. Ook kan een zekering worden doorgemeten om na te gaan of deze niet onderbroken is. Let op! Wanneer in een schakeling wordt gemeten waar één- of meerdere elco's in zit/zitten, dan moeten deze geheel ontladen zijn. Anders bestaat kans dat de multimeter (door een te hoge spanning op de meetpennen) defect raakt. Nul-instellingBij de meeste multimeters met naaldaanwijzing is de wijzer in de nulstand te stellen d.m.v. een regelknop. Stel het gewenste meetbereik in en verbind beide meetpennen met elkaar. Controleer of de meter 0 (nul) aangeeft. Gebruik de instelknop aan de voorkant van de meter om deze op 0 in te stellen. Dit calibratiepunt is meestal met "0 ADJ" gemerkt. Lukt het niet de wijzer op 0 te krijgen, vervang dan de batterij. Stroomsterkte meten
De stroomsterkte (I) wordt uitgedrukt in ampère (A) of milliampère (mA) en duidt de hoeveelheid elektriciteit aan die per tijdseenheid door een elektrische geleider kan stromen. De meeste hobbyisten zullen niet zo vaak de stroomsterkte meten, maar het is wel handig om bijvoorbeeld te weten hoeveel stroom een led-schakeling (of led-strip) opneemt, wanneer een decoder wordt ingebouwd. Stroom wordt altijd gemeten in serie met een component of schakeling. Om de meting niet te beïnvloeden heeft de multimeter voor stroommeting altijd een lage inwendige weerstand. Stel de keuzeschakelaar net als voor het meten van spanning in op het hoogste bereik, maar dan in de DC A-stand van de multimeter. Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen wissel- of gelijkstroom, zoals dat bij de spanning het geval is. Plaats daarna de meter in serie met het te meten apparaat (zie afbeelding 06). Opgelet: om hogere stroomsterktes te kunnen meten (bijvoorbeeld tot 10 A in het voorbeeld hierboven), is het meestal nodig om het rode meetsnoer in een andere ingang, de zogenaamde 10 A DC-bus te steken (als de maximum stroomsterkte 10 A is, zoals in het voorbeeld hierboven). Voor alle andere metingen moet het rode meetsnoer in de V/Ω/mA-bus gestoken worden. Het zwarte meetsnoer is altijd in de COM (-)-ingang gestoken. Het is verstandig om de stroommeting niet te lang te laten duren. Dit is ter bescherming van het "inwendige" van de multimeter. Op een aantal multimeters, of in de gebruiksaanwijzing, staat dan ook aangegeven dat een meting van de stroom max. 15 sec. mag duren. Zie voor aanvullende informatie over het meten met een multimeter "Meer informatie".
Uitschakelen van de multimeterVoordat de multimeter wordt uitgeschakeld ALTIJD zorgen dat er geen spanningen meer op de meetsnoeren staat, anders bestaat de grote kans dat de draaiknop via andere bereiken naar de "Uit"-stand draait en daarbij onherstelbare schade aan de multimeter toebrengt! De batterijNa verloop van tijd zal de batterij leegraken. Dit wordt dan, bij een digitale multimeter, aangegeven op het display van de DMM. Er verschijnt dan een accusymbooltje boven het minteken in het display. Vervang de batterij zoals voorgeschreven in de gebruiksaanwijzing. Kijk ook goed welk type batterij er in moet. Als beveiliging bij een eventuele meetfout, is een multimeter (meestal) voorzien van een zekering. Als we deze zekering na een verkeerd uitgevoerde meting moeten vervangen, ga dan te werk zoals voorgeschreven in de gebruiksaanwijzing. Meer informatie
|