|
|
(43 tussenliggende versies door 4 gebruikers niet weergegeven) |
Regel 1: |
Regel 1: |
− | <small><center>'''[[E09.05.02 - Het maken van een mal voor masten en portalen]] - Vorige | Volgende - [[E09.05.04 - Het uitleggerpakket en isolatoren]]'''</center>
| + | {{Koptekst |
− | ----
| + | |Vorige= Het maken van een mal voor masten en portalen |
− | <small>Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt</small></small>[[bestand:us_lightbulbyellow2.jpg|right|40px]]
| + | |Volgende= De afstand tussen obstakels en het hart van de rails |
− | ----
| + | |VorigeMenu= Zelfbouw bovenleidingsystemen |
− | '''Portaalafstanden''' | + | |Auteur= Hans van de Burgt |
| + | }} |
| + | {{Inhoudsopgave||Klein}} |
| + | === Portaalafstanden === |
| + | Op de vrije baan is de '''afstand tussen masten en portalen''' ongeveer 70 meter. In een schaal van 1:87 (H0) zou dat dus 80 cm zijn. Het staat echter beter om hiervoor een maat van 40-50 cm aan te houden. Deze afstanden zijn alleen te halen op de langere rechte gedeelten van de modelbaan. In bogen moet de afstand tussen de [[Woorden - P#Portaal|portalen]] of [[Woorden - M#Mast|masten]] veel kleiner zijn. Er moet voor gezorgd worden dat de [[Woorden - R#Rijdraad|rijdraad]] niet te ver uit het hart van het spoor komt te hangen. De lengte van de rijdraad tussen twee masten wordt bepaald door de volgende formule: 10 × √ R, waarbij R = boogstraal. |
| | | |
− | Op de vrije baan staan de portalen/masten ongeveer 70 m uit elkaar. In een schaal van 1:87 zou dat dus 80 cm zijn. Het staat beter om hiervoor een maat aan te houden van 40 à 50 cm. U zult echter zien dat deze afstanden alleen te halen zijn op de langere rechte gedeelten van de modelbaan.
| + | Voor Fleischmann Profi-Rail betekent dat bijvoorbeeld: |
| + | {| style="textalign:center"; |
| + | | * 6120 || (R1)|| 36°|| Ø746 mm|| R1 = 356,5 mm||:|| 189 mm; |
| + | |- |
| + | | * 6125 || (R2)|| 36°|| Ø873 mm|| R1 = 420,0 mm||:|| 205 mm. |
| + | |- |
| + | |} |
| + | Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraad naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast. |
| + | === Halve trek === |
| + | Op een modelbaan met kleine boogstraal, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de [[Woorden - R#Rijdraad|rijdraad]] ongeveer boven het midden van de rails moet blijven. Het lijkt er dan een beetje op alsof de trein door een tunnel van [[Woorden - P#Portaal|portalen]] moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde "halve trek" ook wel "bochtaftrek" genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die de rijdraad/draagkabel trekt. |
| | | |
− | In bogen moet de afstand tussen de portalen of masten veel kleiner zijn. U moet er namelijk voor zorgen dat de rijdraad niet te ver uit het hart van het spoor komt te hangen. De lengte van de rijdraad tussen twee masten wordt bepaald door de volgende formule: 10 x √ R, waarbij R = boogstraal.
| + | Er is wel een uitzondering; bij wissels wordt vaak een extra [[Woorden - M#Mast|mast]] geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de [[Woorden - D#Draagkabel|draagkabel]] gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt. Het is verstandig niet te veel "halve trekken" achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan dansen en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is. |
− | | + | {{Linkssectie begin |
− | Voor Fleischmann Profi-Rail betekent dat bijvoorbeeld dus:
| + | |Box= AlleenInfo |
− |
| + | }} |
− | 6120 (R1) 36° Ø746 mm. R1 = 356,5 mm. : 189 mm.
| + | {{Linkssectie tussenkop |
− | <br />
| + | |Koptekst= Encyclopedie: |
− | 6125 (R2) 36° Ø873 mm. R2 = 420,0 mm. : 205 mm.
| + | }} |
− |
| + | {{Link intern |
− | Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraden naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast.
| + | |Link= De afstand tussen obstakels en het hart van de rails |
− | | + | |Linknaam= De afstand tussen obstakels en het hart van de rails |
− | '''Halvetrek'''
| + | }} |
− | | + | {{Link intern |
− | Op een modelbaan met kleine boogradius, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat u de rijdraad ongeveer in het midden van de rails wilt houden. Het lijkt er dan een beetje op alsof uw trein door een 'tunnel van portalen' moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde 'Halvetrek' ook wel 'Bochtaftrek' genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die u in de rijdraad/draagkabel trekt.
| + | |Link= Modelbaannormen NEM/MOROP, NMRA en RCN |
− | | + | |Linknaam= Modelbaannormen NEM/MOROP, NMRA en RCN |
− | Er is wel een uitzondering. Bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt. | + | }} |
− | | + | {{Link intern |
− | Het is verstandig niet te veel halve trekken achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan 'dansen' en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is. | + | |Link= Onderstations |
− | | + | |Linknaam= Onderstations |
− | [[bestand:NEM103-A.gif]]
| + | }} |
− | <br />
| + | {{Link intern |
− | <i><small><small>E09.05.03-01<br />
| + | |Link= Zelfbouw bovenleidingsystemen |
− | Bron: NEM</small></small></i>
| + | |Linknaam= Zelfbouw bovenleidingsystemen |
− | | + | }} |
− | '''De afstand tussen de portalen/masten en het hart van de rails'''
| + | {{Linkssectie einde}} |
− | | + | {{Voettekst |
− | We hanteren steeds 30 mm. tussen mast en het hart van het spoor als basismaat.
| + | |Vorige= Het maken van een mal voor masten en portalen |
− | <br />
| + | |Volgende= De afstand tussen obstakels en het hart van de rails |
− | In bogen dient deze echter ruimer te zijn, opdat de treinwagons zonder schade kunnen passeren. De te hanteren Norm hiervoor is vastgelegd in NEM 103. Hierin wordt het 'profiel van vrije ruimte' beschreven.
| + | |VorigeMenu= Zelfbouw bovenleidingsystemen |
− | | + | }}{| width= "100%" |
− | Op grond van NEM 103 moet u hier voor de Fleischmann Profi-Rail met de volgende extra ruimte (E) rekening houden:
| + | |- valign= "top" |
− | | + | ! scope= "row" width="70%" | |
− | * 6120: 30 mm. + 12 mm. = 42 mm.
| + | | <small>Laatste wijziging: 28 sep 2024 11:23 (CET)</small> |
− | * 6125: 30 mm. + 11 mm. = 41 mm.
| + | |} |
− | <br /> | + | [[Categorie: Alles|D]] |
− | | + | [[Categorie: Artikel|De afstand tussen masten en portalen]] |
− | ----
| + | [[Categorie: Bovenleiding|D]] |
− | <small><center>'''[[E09.05.02 - Het maken van een mal voor masten en portalen]] - Vorige | Volgende - [[E09.05.04 - Het uitleggerpakket en isolatoren]]'''</center>
| + | [[Categorie: Normen|D]] |
| + | [[Categorie: Praktijk|D]] |
| + | [[Categorie: Scenery|D]] |
| + | [[Categorie: Spoorwegbouw|D]] |
| + | [[Categorie: Technieken|D]] |
| + | [[Categorie: Hans van de Burgt|D]] |
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt
Portaalafstanden
Op de vrije baan is de afstand tussen masten en portalen ongeveer 70 meter. In een schaal van 1:87 (H0) zou dat dus 80 cm zijn. Het staat echter beter om hiervoor een maat van 40-50 cm aan te houden. Deze afstanden zijn alleen te halen op de langere rechte gedeelten van de modelbaan. In bogen moet de afstand tussen de portalen of masten veel kleiner zijn. Er moet voor gezorgd worden dat de rijdraad niet te ver uit het hart van het spoor komt te hangen. De lengte van de rijdraad tussen twee masten wordt bepaald door de volgende formule: 10 × √ R, waarbij R = boogstraal.
Voor Fleischmann Profi-Rail betekent dat bijvoorbeeld:
* 6120 |
(R1) |
36° |
Ø746 mm |
R1 = 356,5 mm |
: |
189 mm;
|
* 6125 |
(R2) |
36° |
Ø873 mm |
R1 = 420,0 mm |
: |
205 mm.
|
Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraad naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast.
Halve trek
Op een modelbaan met kleine boogstraal, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de rijdraad ongeveer boven het midden van de rails moet blijven. Het lijkt er dan een beetje op alsof de trein door een tunnel van portalen moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde "halve trek" ook wel "bochtaftrek" genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die de rijdraad/draagkabel trekt.
Er is wel een uitzondering; bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt. Het is verstandig niet te veel "halve trekken" achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan dansen en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is.
Meer informatie
|
Laatste wijziging: 28 sep 2024 11:23 (CET)
|