Persoonlijke instellingen

Verlichting in gebouwen met gloeilampen: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k (link toeg.)
 
(31 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 
{{Koptekst
 
{{Koptekst
|Vorige= Straatverlichting
+
|Vorige= Straatverlichting met leds
|Volgende= Stations- of emplacementverlichting
+
|Volgende= Verlichting in gebouwen met leds
|VorigeMenu= Verlichting
+
|VorigeMenu= Verlichting op de modelspoorbaan
 
|Auteur= Fred Eikelboom  
 
|Auteur= Fred Eikelboom  
 
}}
 
}}
 
 
{{Inhoudsopgave||Klein}}
 
{{Inhoudsopgave||Klein}}
 +
In dit artikel behandelen wij de '''verlichting in gebouwen met gloeilampen.'''
 
=== Inleiding ===
 
=== Inleiding ===
Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend '''verlichting in gebouwen''' aanwezig zijn. Er kunnen ook flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nagebootst worden.
+
Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend verlichting in de huizen, kantoor- en fabriekspanden aanwezig zijn. We kunnen zelfs flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nabootsen. Voor de verlichting kunnen we gebruikmaken van [[Woorden - G#Gloeilamp|gloeilamp]]jes. Wanneer we veel verlichting nodig hebben op onze baan, dan is het aan te bevelen om [[Verlichting in gebouwen met leds|leds]] te gebruiken.
 
Voor de verlichting kunnen gloeilampjes of [[Wat is een led|leds]] gebruikt worden. Wanneer er veel verlichting nodig is op de baan, dan is het aan te bevelen om leds te gebruiken. Er kunnen dan veel meer lichtpunten aangebracht worden met hetzelfde beschikbare vermogen als voor gloeilampjes. Dit heeft te maken met het lage stroomverbruik van leds.
 
 
 
 
=== De hoeveelheid licht ===
 
=== De hoeveelheid licht ===
Op veel modelspoorbanen worden gebouwen doorgaans te fel verlicht, de hele baan wordt dan verlicht door de verlichting in de huisjes. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van het doel van het gebouw, hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte is.
+
Op heel veel modelspoorbanen zien we dat huisjes doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... anders krijgen we van die situaties dat de hele baan wordt verlicht door de verlichting in de huisjes. In real life kunnen we een à twee meter vanaf een raam de krant al niet meer lezen, bij het [[Woorden - L#Licht|licht]] dat van binnen komt. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte van het [[Woorden - G#Gebouw|gebouw]] is.
 
 
 
=== De soort licht ===
 
=== De soort licht ===
De soort licht is afhankelijk van wat voor licht op welke plaatst nagebootst moet worden. Witte leds zijn prima geschikt om TL-licht of PL-licht in industriehallen na te bootsen. Voor een klassieke sfeer is een warmere tint een betere keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk past geelachtig licht het best. Een stationsgebouw kan worden voorzien van witte leds en die geven een wel wat kille, maar mooie imitatie van TL-licht. Dat past bijvoorbeeld goed in een stationsgebouw van 25 jaar geleden, maar de weer te geven sfeer is geheel naar eigen smaak.
+
We kunnen het beste kijken wat voor licht we op welke plaatst willen imiteren. Willen we een klassieke sfeer, dan is een gele tint een goede keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk, past geelachtig [[Woorden - L#Licht|licht]] het best. Dat past bijv. prima in een [[Het stationsgebouw|stationsgebouw]] van 35 jaar geleden. De sfeer die we willen weergeven, is geheel naar onze eigen smaak. Fiets na zonsondergang eens door een aantal straten, en kijk wat voor verlichting we zien en wat het beste bevalt.
 
 
 
=== De verschillende ruimten ===  
 
=== De verschillende ruimten ===  
Een belangrijk uitgangspunt is dat niet in alle ruimten in alle gebouwen alle lichten branden. Als er licht aan is, dan is dat niet in alle ruimten van een gebouw, de verschillende ruimten zijn gescheiden door wanden. Wanneer er verschillende lichtpunten zijn, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn.
+
Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet in alle gebouwen licht brandt. Wanneer er wél [[Woorden - L#Licht|licht]] aan is, dan is dat in het echt ook niet in alle ruimten van een geb[[Woorden - G#Gebouw|gebouw]]. Dit betekent dat in één gebouw de verschillende ruimten gescheiden moeten worden door wanden. Wanneer we werken met verschillende lichtpunten, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn.
 
+
===Kijk of er ergens ongewenst licht doorschijnt===  
=== Lichtdicht maken ===
+
Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met [[Woorden - K#Kit|kit]] o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen. Om het doorschijnen van het licht te voorkomen, zijn er meerdere methoden:
Om het doorschijnen van het licht te voorkomen, zijn er meerdere methoden:
 
 
 
 
====Masker====
 
====Masker====
Er kan een masker van zwart verduisteringspapier of karton gemaakt worden, wat dan in een ruimte of gebouw wordt geplaatst. In dit masker worden openingen uitgesneden voor de ramen die wél verlicht moeten worden. De naden van het masker dienen uiteraard zorgvuldig afgedicht te worden.
+
We kunnen een masker van karton maken, wat we in een ruimte of gebouw plaatsen. In dit masker laten we openingen vrij voor de ramen die wél verlicht moeten worden. De naden van het masker dienen zorgvuldig afgedicht te worden.
 
 
 
====Schoolbordenzwart====
 
====Schoolbordenzwart====
Wanneer het maken van een masker te veel werk is, kan de binnenkant ook zwart geverfd worden met schoolbordenzwart. Er kan verf aangebracht worden op wanden, vloeren en daken. De naden moeten ook afgedicht worden. Vergeet ook niet een paar ramen lichtdicht te maken.
+
Wanneer we het maken van een kartonnen masker teveel werk vinden, kunnen we de wanden aan de binnenkant ook donker verven. We kunnen schoolbordenzwart aanbrengen op de verdiepingsscheidingen (vloeren/plafonds). De naden dienen we ook zeer goed af te dichten.<br />Vergeet ook niet een paar ramen met schoolbordenzwart [[Woorden - L#Licht|licht]]dicht te maken.
 
+
===Oververhitting===
Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met kit o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen.
+
Kijk uit voor oververhitting van de huisjes of gebouwen. Houd tussen de lampjes en brandbare materialen voldoende ruimte. Schakel ook niet teveel lampjes parallel.
 
 
 
=== Industrieverlichting ===
 
=== Industrieverlichting ===
 
Een veel gebruikte verlichting  in de industrie is de ronde metalen kap met een lamp in het midden. Deze is goed te gebruiken als loods en/of halverlichting, hangend aan de hanenbalken (zie afbeelding 02).
 
Een veel gebruikte verlichting  in de industrie is de ronde metalen kap met een lamp in het midden. Deze is goed te gebruiken als loods en/of halverlichting, hangend aan de hanenbalken (zie afbeelding 02).
Regel 45: Regel 36:
 
|Volgnummer3= 03
 
|Volgnummer3= 03
 
|Omschrijving= Segmenten gemaakt van dun messing plaat
 
|Omschrijving= Segmenten gemaakt van dun messing plaat
|Omschrijving2= De lampenkapjes aan de lampjes gesoldeerd
+
|Omschrijving2= De lampekapjes aan de lampjes gesoldeerd
|Omschrijving3= Een in de handel verkrijgbaar lampje met lampenkap
+
|Omschrijving3= Een in de handel verkrijgbaar lampje met lampekap
 
|Maker= Herwim Frank
 
|Maker= Herwim Frank
 
|Maker2= Herwim Frank
 
|Maker2= Herwim Frank
Regel 53: Regel 44:
 
|Tussenruimte2= 6px
 
|Tussenruimte2= 6px
 
}}
 
}}
De lampenkapjes in het voorbeeld werden als volgt gemaakt:
+
De lampekapjes in het voorbeeld werden als volgt gemaakt:<br />
* Met een metaalpasser worden twee cirkels van ongeveer 7 mm en 30 mm uitgezet op een messingplaatje van 0,1 mm. dikte. Na het uitknippen van de cirkel wordt hiervan ongeveer 1/4 deel verwijderd. De maat 1/4 is afhankelijk van de schuinte van de kap die u wilt hebben. Schuif de uiteinden een klein stukje over elkaar en soldeer dit aan elkaar. Zorg er daarbij voor dat het kapje nog om het lampje past. De lampenkapjes kunnen worden bedraad met dunne geïsoleerde draden of, zoals in het voorbeeld (als loodsverlichting) de fittingen met twee stukken uitgevlochten koperader van bijv. een stuk schemerlampsnoer doorverbinden en dit geheel met een paar toefjes lijm bevestigen aan de hanenbalken. Wanneer de koperleidingen een kleurtje krijgen, zien ze er uit als echte leidingen, zoals meestal volop aanwezig in dergelijke hallen.
+
Met een metaalpasser worden twee cirkels van ongeveer 7 mm en 30 mm uitgezet op een messingplaatje van 0,1 mm. dikte. Na het uitknippen van de cirkel wordt hiervan ongeveer &frac14; deel verwijderd. De maat &frac14; is afhankelijk van de schuinte van de kap die we willen hebben. Schuif de uiteinden een klein stukje over elkaar en soldeer dit aan elkaar. Zorg er daarbij voor dat het kapje nog om het lampje past. De lampekapjes kunnen we bedraden met dunne geïsoleerde draden of, zoals in het voorbeeld (als loodsverlichting) de [[Woorden - F#Fitting|fittingen]] met twee stukken uitgevlochten koperader van bijv. een stuk schemerlampsnoer doorverbinden en dit geheel met een paar toefjes lijm bevestigen aan de hanenbalken. Wanneer we de koperleidingen een kleurtje geven, zien ze er uit als echte leidingen, die we meestal volop tegenkomen in dergelijke hallen.
 
    
 
    
De doe-het-zelf-methode is alleen geschikt voor fabriekslampen die niet direct in het zicht komen i.v.m. hun grove uiterlijk, veroorzaakt door de toch wel grote fitting. Test voor het vastsolderen van het lampenkapje even uit op welke plaats dit het beste vastgezet kan worden. Hoe dichter bij de gloeidraad het kapje zit, hoe kleiner de uitgestraalde lichtbundel wordt.
+
De doe-het-zelf-methode is alleen geschikt voor fabriekslampen die niet direct in het zicht komen i.v.m. hun grove uiterlijk, veroorzaakt door de toch wel grote fitting. Test voor het vastsolderen van het lampekapje even uit op welke plaats dit het beste vastgezet kan worden. Hoe dichter bij de gloeidraad het kapje zit, hoe kleiner de uitgestraald lichtbundel wordt.<br />
 
+
Hangen de lampekapjes in het zicht, dan kunnen we beter kant-en-klare rijstkorrellampjes nemen, met twee draadjes (zie afbeelding 03).
Hangen de lampenkapjes in het zicht, dan is het beter kant-en-klare rijstkorrellampjes te nemen, met twee draadjes (zie afbeelding 03).
 
 
 
=== Ledverlichting ===
 
Bij gebruik van leds is om het visuele aspect beter om ook gebruik te maken van reflectors. Een gloeilamp straalt rondom in bijna alle richtingen. De reflector weerkaatst het licht en bundelt het in één richting.
 
 
 
Een led straalt maar in een kleine bepaalde hoek. De led-reflector weerkaatst en bundelt dus weinig. Een led met een stralingshoek van 15 graden, zal in een reflector niet een grotere of kleinere lichtbundel geven. Een led met een stralingshoek van 60 graden ook niet.
 
 
 
Als reflector is te gebruiken:
 
* Conrad reflector voor 3 mm leds, bestelnr. 153606
 
* Conrad reflector voor 5 mm leds, bestelnr. 153593
 
 
 
 
=== De elektrische aansluiting ===
 
=== De elektrische aansluiting ===
Elk gebouw krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningsvoorziening. Bij meerdere lichtpunten kan gekozen worden voor gescheiden spanningstoevoer zodat bijvoorbeeld de verlichting beneden en boven in een gebouw afzonderlijk in te schakelen is.
+
Elk [[Woorden - G#Gebouw|gebouw]] krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningtoevoer. Bij meerdere lichtpunten zouden we kunnen kiezen voor gescheiden spanningtoevoer zodat bijv. de verlichting beneden en boven afzonderlijk in te schakelen is.
  
De verbinding voor één lichtpunt kan worden gerealiseerd met een banaansteker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. Er is dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van spanning te voorzien.
+
De verbinding voor één [[Woorden - L#Licht|licht]]punt kan worden gerealiseerd met de bekende banaanstekker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. We hebben dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van [[Woorden - S#Spanning|spanning]] te voorzien.
  
Koppel aan de aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een steker en contrastekker (bijv een DIN-plug) aan de aparte ringleiding voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier is bij eventuele storingen het gebouw gemakkelijk los te koppelen van de tafel, zonder de bedrading los te moeten maken.
+
Koppel aan de aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een stekker en contrastekker (bijv een DIN-plug) aan de aparte ringleiding voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier kunnen we, bij eventuele storingen, het gebouw gemakkelijk loskoppelen van de tafel, zonder eerst de bedrading los te moeten maken.
  
Bij lampjes hoeft er niet op de polariteit gelet te worden. Bij leds moet dat nadrukkelijk wel omdat ze anders niet branden, en zelfs defect kunnen raken. Leds moeten altijd in de doorlaatrichting worden aangesloten. Daarvoor is een ezelsbruggetje: KNAP = Kathode Negatief, Anode Positief.
+
Bij lampjes hoeven we niet op de polariteit te letten. Bij lampjes is het wel van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]] geschakelt worden.
 
 
Bij leds en lampjes is het van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in serie geschakeld worden met zo weinig mogelijk voorschakelweerstanden (waarin vermogen verloren gaat in de vorm van warmte).
 
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
|Bestand= Aansl-hanglampjes-par-rk.jpg
+
|Bestand= Aansl-hanglampjes-par-rk.png
|Bestand2= Aansl-hanglampjes-ser-rk.jpg
+
|Bestand2= Aansl-hanglampjes-ser-rk.png
 
|Grootte= 335px  
 
|Grootte= 335px  
 
|Grootte2= 335px
 
|Grootte2= 335px
 
|Volgnummer= 04  
 
|Volgnummer= 04  
 
|Volgnummer2= 05
 
|Volgnummer2= 05
|Omschrijving= Lampen parallel aangesloten op trafo
+
|Omschrijving= Lampen parallel aangesloten op lichtaansluiting van rijregelaar
|Omschrijving2= Lampen in serie aangesloten op trafo
+
|Omschrijving2= Lampen in serie aangesloten op lichtaansluiting van rijregelaar
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
 
|Type2= Tekening
 
|Type2= Tekening
Regel 94: Regel 72:
 
|Tussenruimte= 12px
 
|Tussenruimte= 12px
 
}}
 
}}
 
+
In tekening 05 staan 4 lampen in serie. Daar de voeding 14 volt is, zullen de lampen op een iets lagere spanning werken. Dit verlengd de levensduur.
 
=== Stroomverbruik ===
 
=== Stroomverbruik ===
Bij een analoge baan heeft de treintransformator vaak een aansluiting voor lampjes, meestal 12 volt wisselspanning (AC). Wanneer hierop lampjes worden aangesloten, moet er op gelet worden op het maximaal toe te passen aantal lampjes. Als er te veel lampjes worden aangesloten, wordt de totaalstroom te hoog en raakt de trafo overbelast. Een voorbeeld: een trafo met een 12 volt lichtaansluiting, welke een maximale stroom mag leveren van 1 A. Bepaal nu wat beter uitkomt, parallel of serieschakeling.
+
Bij een analoge baan heeft de rijregelaar vaak een extra aansluiting voor lampjes, meestal 14 volt wisselspanning, aangegeven met (<big>~</big>). Wanneer er op een lichtaansluiting lampjes aangesloten worden, moeten we letten op het maximaal toe te passen aantal lampjes. Als er te veel lampjes aangesloten worden, wordt de [[Woorden - S#Stroom|totaalstroom]] te hoog en raakt de trafo overbelast. Een voorbeeld: We hebben een rijregelaar met een 14 volt lichtaansluiting, welke een maximale stroom mag leveren van één ampère. We gaan nu kijken wat beter uitkomt, parallel of [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]].
# Parallelschakeling (zie afbeelding 04); de gekozen lampjes hebben bijvoorbeeld een stroomverbruik van 40 mA. Dan kunnen er theoretisch 1000 / 40 = 25 lampjes worden aangeslten op de 1 A uitgang. In de praktijk is het verstandig om er iets minder aan te sluiten (bijv. 22 stuks), anders wordt de trafo na verloop van tijd behoorlijk warm en kan thermisch uitschakelen.
+
# Parallelschakeling (zie afbeelding 04)<br />
# Serieschakeling per drie (zie afbeelding 05); wanneer de lampjes per drie in serie worden geschakeld, zijn er lampjes nodig met een verbruik van 40 mA, geschikt voor een spanning van minimaal 1/3 van de voedingspanning. Deze verbruiken per drie in serie 40 mA. Theoretisch kunnen er dan 1000 / 40 = 25 &times; drie lampjes = 75 lampjes worden aangesloten op de 1&nbsp;A uitgang. In verband met de warmteontwikkeling in de trafo kunnen dan het beste 66 stuks worden aangesloten.  
+
De lampjes van toepassen hebben bijvoorbeeld een stroomverbruik van 40 milliampère. We kunnen dan theoretisch 1000 / 40 = 25 lampjes aansluiten op de één ampère uitgang. In de praktijk is het verstandig om er iets minder aan te sluiten (bijv. 22 stuks), anders wordt de trafo na verloop van tijd behoorlijk warm.
 
+
#Serieschakeling per vier (zie afbeelding 05 en 06)<br />
In dit geval is lampjes per drie in serie aansluiten het meest economisch qua stroomverbruik.
+
Wanneer we de lampjes per vier in serie schakelen, hebben we lampjes nodig met een verbruik van 40 milliampère, geschikt voor een werkspanning van minimaal 1/4 van de voedingspanning. Deze verbruiken per vier in serie 40 milliampère. We kunnen dan theoretisch 1000 / 40 = 25 &times; vier lampjes = 75 lampjes aansluiten op de één ampère uitgang. In verband met de warmteontwikkeling in de trafo zouden we dan het beste 66 stuks aan kunnen sluiten. Dus lampjes per vier in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]], aansluiten is het meest economisch qua stroomverbruik.
 
 
 
=== Zekeren ===
 
=== Zekeren ===
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
|Bestand= Zekeren01.png
+
|Bestand= Zekeringen01.png
 
|Grootte= Groot
 
|Grootte= Groot
 
|Volgnummer= 06
 
|Volgnummer= 06
|Omschrijving= Groepen lampjes gezekerd
+
|Omschrijving= Groepen lampjes apart gezekerd
 
|Type= Schema
 
|Type= Schema
 
|Maker= Fred Eikelboom  
 
|Maker= Fred Eikelboom  
 
}}
 
}}
Op punt 1, 2, 3 en 4 in schema 06 staan nu vier groepen van drie lampjes getekend. In werkelijkheid kunnen dit bijvoorbeeld 42 groepen van drie zijn, elk met eigen zekering en schakelaar. Het vermogen van de trafo bepaalt uiteindelijk hoeveel groepen er kunnen worden aangesloten.
+
Op punt 1, 2, 3 en 4 in schema 06 staan nu vier groepen van vier lampjes getekend. In werkelijkheid kunnen dit bijvoorbeeld 42 groepen van vier zijn, elk met eigen zekering en [[Elektronica basis#De schakelaar|schakelaar]]. Het vermogen van de trafo bepaalt uiteindelijk hoeveel groepen er kunnen worden aangesloten.
  
Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen moet er rekening worden gehouden met de stroom die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen voldoende dikke draden naar de [[centrale voedingsleiding]] (CVL) te lopen. Bij gebruik van bijvoorbeeld een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 A afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 A gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Bij het aansluiten van verlichting op een trafo moet <u>altijd</u> een zekering toegepast worden (zie afbeelding 04 en 05). Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat, zeker bij gebruik van een trafo met groot vermogen en zonder thermische beveiliging. Bij 70 VA verdient het sterke aanbeveling om de lichtgroepen onder te verdelen m.b.v. vier glaszekeringen van 5 &times; 20 mm. (zie afbeelding 06). De zekeringen worden zo dicht mogelijk bij de transformator geplaatst.
+
Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen dienen we rekening te houden met de [[Woorden - S#Stroomsterkte|stroomsterkte]] die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen voldoende dikke draden naar de [[Woorden - C#CVL.|CVL]] te lopen. Bij gebruik van bijvoorbeeld een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 ampère afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 ampère gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Bij het aansluiten van verlichting (=lampen) op een trafo dient '''<u>altijd</u>''' een zekering toegepast te worden (zie afbeelding 04 en 05). Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat! Wanneer we een trafo met groot vermogen gebruiken, bijvoorbeeld 70 VA, dan verdient het sterke aanbeveling om de [[Woorden - L#Licht|licht]]groepen onder te verdelen m.b.v. vier (of meer) glaszekeringen van 5 &times; 20 mm. (zie afbeelding 06). De zekeringen plaatsen we zo dicht mogelijk bij de transformator. Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk [[Woorden - P#Printplaat|printplaat]] te solderen zijn (zie [[#Meer informatie|Meer informatie]]).
  
Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk printplaat gesoldeerd kunnen worden (zie [[Verlichting in gebouwen#Meer informatie|Meer informatie]]).
+
De waarde van de individuele zekeringen is afhankelijk van het stroomverbruik van de groep lampjes die er mee verbonden is. We nemen het totale stroomverbruik en vermenigvuldigden dat met de factor 1,2. Verbruikt groep 1 bijv. 825 milliampère, dan berekenen we de waarde van de zekering als volgt: 0,825 &times; 1,2 = 0,99 ampère. We nemen dan voor Z1 een zekering van één ampère (zie afbeelding 06).
  
De waarde van de individuele zekeringen is afhankelijk van het stroomverbruik van de groep lampjes die er mee verbonden is. Neemt het totale stroomverbruik en vermenigvuldig dat met de factor 1,2. Verbruikt groep 1 bijv. 825 mA, dan is de waarde van de zekering als volgt te berekenen: 0,825 &times; 1,2 = 0,99 A. Neemt dan voor Z1 een zekering van 1 A (zie afbeelding 06).
+
Het type van de zekeringen moet "Traag" zijn. Dit is aangegeven op de zekering. Op de zekering staat dan de code xxAT. xx staat dan voor de stroomsterkte. Wanneer deze aangegeven is met de letter "A" gaat het om ampère. Er kan echter ook xx mA op de zekering staan, dan betreft het de [[Woorden - S#Stroomsterkte|stroomsterkte]] in milliampères. De T betekent dat het om een trage zekering gaat.  
 
 
Het type van de zekeringen moet 'Traag' zijn. Dit is aangegeven op de zekering. Op de zekering staat dan de code xxAT. xx staat dan voor de stroomsterkte. Wanneer deze aangegeven is met de letter 'A' gaat het om amp&egrave;re. Er kan echter ook xx mA op de zekering staan, dan betreft het de stroomsterkte in milliamp&egrave;res. De T betekent dat het om een trage zekering gaat.  
 
 
{| class="wikitable"
 
{| class="wikitable"
| valign='center'| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small>&nbsp;&nbsp;'''LET OP'''</small>||valign='top'|<b>Gebruik altijd zekeringen. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!<br />
+
| valign="center"| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small>&nbsp;&nbsp;'''LET OP'''</small>||valign="top"|<b>Gebruik altijd zekeringen. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!<br />
Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is dan de forse brandschade die ontstaat bij een kortsluiting.</b>
+
Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is, dan de forse brandschade die ontstaat bij een kortsluiting.</b>
 
|-
 
|-
 
|}
 
|}
 
 
=== De bedrading ===
 
=== De bedrading ===
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
Regel 141: Regel 115:
 
|Tussenruimte= 12px
 
|Tussenruimte= 12px
 
}}
 
}}
Om de lampen aan te sluiten moeten de draden, vanaf de trafo, op een verdeelstuk worden aangesloten. Dit kan met gewone kroonsteentjes. Lus de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen, zoals in afbeelding 07 aangegeven is. Het verdient sterk aanbeveling om adereindhulzen (bijv. Conrad best. nr. 611794 te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere draden in dezelfde kroonsteenklem één van de draden niet goed vastzit. Doe de draden samen in een kabelhuls en steek dan de draden in de kroonstrip.
+
Om de lampen aan te sluiten dienen we de draden van voldoende doorsnede te hebben. Uitgaande van 10 ampere per vierkante mm;
 
+
* mag er door een draad met een doorsnede van 0,14mm2 maximaal 1,4 ampere stroom lopen.
Vanaf het verdeelstuk gaat de bedrading naar de diverse groepen lampen. Ga te werk volgens tekening 08 om de zekeringen aan te sluiten. Het gemakkelijkst is om de Conrad zekeringhouders best. nr. 533866 - 89 te gebruiken. De aansluitpinnen, die normaliter in de print worden gesoldeerd (zie afbeelding 8A) worden omgebogen, zoals in afbeelding 8B is aangegeven. Daarna is de zekeringhouder heel simpel in de kroonsteen te monteren.
+
* mag er door een draad met een doorsnede van 0,25mm2 maximaal 5 ampere stroom lopen.
 
+
Maar,.... dan hebben we het nog niet over het spanningverlies.<br />
Monteer eventueel nog schakelaars in de bedrading naar de lampen (zie ook: afbeelding 06).
+
Opmerking van Klaas Zondervan:<br />
 
+
"Stel dat er tussen een voeding van 14 volt en de verbruiker 10 meter afstand zit. Dat is 20 meter draad en dat heeft bij 0,14mm2 een weerstand van 2,5 ohm.
=== Centrale voedingsleiding voor de verlichting ===
+
Stuur je daar 1,4A door, dan verlies je over de weerstand van de draad 3,5V. Dus van je 14V blijft nog maar 10,5V over.
 
+
Ga je uit van een afstand van 30 meter dan wordt het verlies 3 keer zo erg, dus 10,5V. Hou je nog maar 3,5V over!"<br />
 +
Sluit dus, om spanningverlies te voorkomen een draad van minimaal 1mm2, vanaf de trafo, op een verdeelstuk aan. Vergeet hierbij de zekeringen niet!
 +
Het ansluiten kan met gewone kroonsteentjes. We lussen de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen, zoals in afbeelding 07 aangegeven is. Het verdiend sterk aanbeveling om adereindhulzen voor enkele- of dubbele ader (bijv. Conrad bestelnummer 611794 enkel of Reichelt Twin bestelnummer 332533) te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere aders in één kroonsteenklem één van de aders niet goed vastzit. Strip een stukje isolatie van de mantel. Draai de aders in elkaar en doe de aders samen in een adereindhuls, knijp het metalen gedeelte van de adereindhuls vast om de draad met een combinatietang, knip het metalen gedeelte op lengte, zodat dit helemaal in de kroonsteen past en steek dan de adereindhuls in de kroonsteen.<br />
 +
Vanaf de zekeringen (na het verdeelstuk) gaat de bedrading met een doorsnede van 0,25mm2 naar de diverse groepen lampen. Om de zekeringen aan te sluiten gaan we te werk volgens tekening 08. Het gemakkelijkst is om de Conrad zekeringhouders, bestel nummer 1367476 - 8J te gebruiken. De aansluitpinnen, die normaliter in de print worden gesoldeerd (zie afbeelding 8A) buigen we om, zoals in afbeelding 8B aangegeven is. Daarna kunnen we de zekeringhouder heel simpel in de kroonsteen monteren.<br />
 +
Eventueel monteren we nog schakelaars in de bedrading naar de lampen (zie ook: afbeelding 06).
 +
=== Centrale voedingsleiding (CVL) voor de verlichting ===
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= Ringleiding-voorbeeld01.jpg
 
|Bestand= Ringleiding-voorbeeld01.jpg
Regel 156: Regel 135:
 
|Maker= Marc de Leeuw (nickname MC op het BNLS-forum)  
 
|Maker= Marc de Leeuw (nickname MC op het BNLS-forum)  
 
}}
 
}}
Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte [[centrale voedingsleiding]] aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 09). De bebouwing is dan heel simpel op de ene of de andere groep aan te sluiten. De centrale leiding wordt dan via twee of meerdere schakelaars van spanning voorzien.
+
Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte [[Woorden - C#CVL.|CVL]] (drie- of meer draden van minimaal 1 mm2) aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 09). We kunnen dan de bebouwing heel simpel op de ene of de andere groep aansluiten. De centrale leiding voorzien we dan via twee of meerdere [[Elektronica basis#De schakelaar|schakelaars]] van spanning.
 
 
Het aan- en uitschakelen van verlichting kan geautomatiseerd worden met bijvoorbeeld een Arduino. Hierbij kunnen dan verschillende programma's uitgevoerd worden, met willekeurige aan/uit tijden en verlichtingspatronen.
 
 
 
 
=== Plaatsen van huisjes/gebouwen ===
 
=== Plaatsen van huisjes/gebouwen ===
Voor het op de plaats vasthouden van gebouwen zijn meerdere mogelijkheden:
+
Voor het op zijn plaats houden, zijn een een aantal mogelijkheden:<br />
# met één of twee kleine magneetjes. Plaats op of onder de tafel een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen.
+
#We kunnen een [[Woorden - G#Gebouw|gebouw]] op zijn plaats houden met één of twee kleine [[Woorden - N#Neodymiummagneet|magneetjes]]. Op of onder de tafel plaatsen we een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen.
# lijm met twee componentenlijm een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. tweecomponentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Boor dan in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de slotbout. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. Vleugelmoer er op aan de onderkant van de tafel en het gebouw zit vast.  
+
#Lijm met [[Woorden - T#Twee-componentenlijm|twee-componentenlijm]] een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. twee-componentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Dan boren we in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de [[Woorden - S#Slotbout|slotbout]]. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. [[Woorden - V#Vleugelmoer|Vleugelmoer]] er op aan de onderkant van de tafel, en het gebouw zit vast.  
 
+
{| <!-- twee-koloms Linkssectie! -->
{{Linkssectie begin
+
|- valign="top"
 +
|
 +
{{Linkssectie begin1eKolom
 
|Box= AlleenInfo
 
|Box= AlleenInfo
 +
|Lijn= Geen
 
}}
 
}}
 
{{Linkssectie tussenkop
 
{{Linkssectie tussenkop
Regel 172: Regel 151:
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= Cursussen en handleidingen
+
|Link= Inleiding verlichting op de modelspoorbaan
|Linknaam= Cursus basis-elektronica
+
|Linknaam= Inleiding verlichting op de modelspoorbaan
|ExtraInfo= (zie Cursussen).
 
}}
 
{{Link intern
 
|Link= Inleiding verlichting
 
|Linknaam= Inleiding verlichting
 
 
|ExtraInfo= Relevante informatie over modelbaanverlichting
 
|ExtraInfo= Relevante informatie over modelbaanverlichting
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= Wat is een led
+
|Link= Verlichting in gebouwen met leds
|Linknaam= Wat is een led
+
|Linknaam= Verlichting in gebouwen met leds
}}
 
{{Link intern
 
|Link= Hoe sluit u leds aan
 
|Linknaam= Hoe sluit u leds aan
 
}}
 
{{Link intern
 
|Link= Minimale led voorschakelweerstand berekenen
 
|Linknaam= Minimale led voorschakelweerstand berekenen
 
 
}}
 
}}
 
{{Linkssectie scheiding}}
 
{{Linkssectie scheiding}}
Regel 198: Regel 164:
 
}}
 
}}
 
{{Link Conrad-Meerkeuze
 
{{Link Conrad-Meerkeuze
|Volgnr= 9
+
|Volgnr= 11
 +
|ExtraInfo= Glaszekeringhouder voor printmontage
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 44
 +
|ExtraInfo= Adereindhuls 0,5 mm kwadraat.
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 9  
 
|ExtraInfo= Adereindhuls 1 mm kwadraat.
 
|ExtraInfo= Adereindhuls 1 mm kwadraat.
 
}}
 
}}
{{Link Conrad-Meerkeuze
+
{{Linkssectie einde
|Volgnr= 10
+
}}
 +
|
 +
{|width="1" <!-- scheiding tussen linker en rechter kolom -->
 +
|
 +
|
 +
|}
 +
|
 +
{{Linkssectie begin2eKolom
 +
|Box= Geen
 +
|Lijn= Geen
 +
}}
 +
{{Linkssectie tussenkop
 +
|Koptekst= Externe websites:
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze  
 +
|Volgnr= 10  
 
|ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm kwadraat.
 
|ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm kwadraat.
 
}}
 
}}
 
{{Link Conrad-Meerkeuze
 
{{Link Conrad-Meerkeuze
|Volgnr= 11
+
|Volgnr= 45
|ExtraInfo= Glaszekeringhouder voor printmontage.
+
|ExtraInfo= Adereindhuls 2,5 mm kwadraat.
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 12
 +
|ExtraInfo= Tams lichtcomputers.
 +
}}
 +
{{Link Algemeen-overige
 +
|Volgnr= 147
 +
|ExtraInfo= Adereindhuls 0,5 mm&sup2; twin.
 +
}}
 +
{{Link Algemeen-overige
 +
|Volgnr= 148
 +
|ExtraInfo= Adereindhuls 1,0 mm&sup2; twin.
 +
}}
 +
{{Link Algemeen-overige
 +
|Volgnr= 149
 +
|ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm&sup2; twin.
 
}}
 
}}
{{Link Conrad-Meerkeuze
+
{{Link Algemeen-overige
|Volgnr= 12
+
|Volgnr= 150
|ExtraInfo= Tams lichtcomputer (bewoond huis).
+
|ExtraInfo= Adereindhuls 2,5 mm&sup2; twin.
 
}}
 
}}
{{Link Conrad-Meerkeuze
+
{{Link Algemeen-overige
|Volgnr= 13
+
|Volgnr= 118
|ExtraInfo= Tams laslichtcomputer.
+
|ExtraInfo= Staande perronlampen.
 
}}
 
}}
 
{{Link Algemeen-Meerkeuze
 
{{Link Algemeen-Meerkeuze
|Volgnr= 38 <!-- leon -->
+
|Volgnr= 38
 
|ExtraInfo= Van Perlo lichtcomputer.
 
|ExtraInfo= Van Perlo lichtcomputer.
 
}}
 
}}
{{Linkssectie einde
+
{{Linkssectie einde}}
}}
+
|}
 
{{Voettekst
 
{{Voettekst
|Vorige= Straatverlichting
+
|Vorige= Straatverlichting met leds
|Volgende= Stations- of emplacementverlichting
+
|Volgende= Verlichting in gebouwen met leds
|VorigeMenu= Verlichting
+
|VorigeMenu= Verlichting op de modelspoorbaan
}}{| width= "100%"
+
}} {| width= "100%"
 
|- valign= "top"
 
|- valign= "top"
! scope= "row" width="80%" |
+
! scope= "row" width="70%" |
| <small><small>Laatste wijziging: 30 juni 2021 14:29 (CET)</small></small>
+
| <small>Laatste wijziging: 30 nov 2024 11:14 (CET)</small>
 
|}
 
|}
 
[[Categorie: Alles|V]]
 
[[Categorie: Alles|V]]
[[Categorie: Artikel|Verlichting in gebouwen]]
+
[[Categorie: Artikel|Verlichting in gebouwen met gloeilampen]]
 
[[Categorie: Bedrading|V]]
 
[[Categorie: Bedrading|V]]
 
[[Categorie: Elektronica|V]]
 
[[Categorie: Elektronica|V]]
 
[[Categorie: Elektronica analoog|V]]
 
[[Categorie: Elektronica analoog|V]]
 
[[Categorie: Gebouwen|V]]
 
[[Categorie: Gebouwen|V]]
[[Categorie: Led|V]]
 
 
[[Categorie: Praktijk|V]]
 
[[Categorie: Praktijk|V]]
 
[[Categorie: Scenery|V]]
 
[[Categorie: Scenery|V]]
 
[[Categorie: Technieken|V]]
 
[[Categorie: Technieken|V]]
 +
[[Categorie: Transformatoren|V]]
 
[[Categorie: Verlichting|V]]
 
[[Categorie: Verlichting|V]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|V]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|V]]

Huidige versie van 30 nov 2024 om 17:56

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


In dit artikel behandelen wij de verlichting in gebouwen met gloeilampen.

Inleiding

Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend verlichting in de huizen, kantoor- en fabriekspanden aanwezig zijn. We kunnen zelfs flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nabootsen. Voor de verlichting kunnen we gebruikmaken van gloeilampjes. Wanneer we veel verlichting nodig hebben op onze baan, dan is het aan te bevelen om leds te gebruiken.

De hoeveelheid licht

Op heel veel modelspoorbanen zien we dat huisjes doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... anders krijgen we van die situaties dat de hele baan wordt verlicht door de verlichting in de huisjes. In real life kunnen we een à twee meter vanaf een raam de krant al niet meer lezen, bij het licht dat van binnen komt. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte van het gebouw is.

De soort licht

We kunnen het beste kijken wat voor licht we op welke plaatst willen imiteren. Willen we een klassieke sfeer, dan is een gele tint een goede keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk, past geelachtig licht het best. Dat past bijv. prima in een stationsgebouw van 35 jaar geleden. De sfeer die we willen weergeven, is geheel naar onze eigen smaak. Fiets na zonsondergang eens door een aantal straten, en kijk wat voor verlichting we zien en wat het beste bevalt.

De verschillende ruimten

Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet in alle gebouwen licht brandt. Wanneer er wél licht aan is, dan is dat in het echt ook niet in alle ruimten van een gebgebouw. Dit betekent dat in één gebouw de verschillende ruimten gescheiden moeten worden door wanden. Wanneer we werken met verschillende lichtpunten, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn.

Kijk of er ergens ongewenst licht doorschijnt

Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met kit o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen. Om het doorschijnen van het licht te voorkomen, zijn er meerdere methoden:

Masker

We kunnen een masker van karton maken, wat we in een ruimte of gebouw plaatsen. In dit masker laten we openingen vrij voor de ramen die wél verlicht moeten worden. De naden van het masker dienen zorgvuldig afgedicht te worden.

Schoolbordenzwart

Wanneer we het maken van een kartonnen masker teveel werk vinden, kunnen we de wanden aan de binnenkant ook donker verven. We kunnen schoolbordenzwart aanbrengen op de verdiepingsscheidingen (vloeren/plafonds). De naden dienen we ook zeer goed af te dichten.
Vergeet ook niet een paar ramen met schoolbordenzwart lichtdicht te maken.

Oververhitting

Kijk uit voor oververhitting van de huisjes of gebouwen. Houd tussen de lampjes en brandbare materialen voldoende ruimte. Schakel ook niet teveel lampjes parallel.

Industrieverlichting

Een veel gebruikte verlichting in de industrie is de ronde metalen kap met een lamp in het midden. Deze is goed te gebruiken als loods en/of halverlichting, hangend aan de hanenbalken (zie afbeelding 02).

Lampekap01.jpg Lampekap02.jpg Lampekap miniatronics03.jpg
Afbeelding: 01 Afbeelding: 02 Afbeelding: 03
Segmenten gemaakt van dun messing plaat De lampekapjes aan de lampjes gesoldeerd Een in de handel verkrijgbaar lampje met lampekap
Foto gemaakt door: Herwim Frank Foto gemaakt door: Herwim Frank Foto gemaakt door: Herwim Frank

De lampekapjes in het voorbeeld werden als volgt gemaakt:
Met een metaalpasser worden twee cirkels van ongeveer 7 mm en 30 mm uitgezet op een messingplaatje van 0,1 mm. dikte. Na het uitknippen van de cirkel wordt hiervan ongeveer ¼ deel verwijderd. De maat ¼ is afhankelijk van de schuinte van de kap die we willen hebben. Schuif de uiteinden een klein stukje over elkaar en soldeer dit aan elkaar. Zorg er daarbij voor dat het kapje nog om het lampje past. De lampekapjes kunnen we bedraden met dunne geïsoleerde draden of, zoals in het voorbeeld (als loodsverlichting) de fittingen met twee stukken uitgevlochten koperader van bijv. een stuk schemerlampsnoer doorverbinden en dit geheel met een paar toefjes lijm bevestigen aan de hanenbalken. Wanneer we de koperleidingen een kleurtje geven, zien ze er uit als echte leidingen, die we meestal volop tegenkomen in dergelijke hallen.

De doe-het-zelf-methode is alleen geschikt voor fabriekslampen die niet direct in het zicht komen i.v.m. hun grove uiterlijk, veroorzaakt door de toch wel grote fitting. Test voor het vastsolderen van het lampekapje even uit op welke plaats dit het beste vastgezet kan worden. Hoe dichter bij de gloeidraad het kapje zit, hoe kleiner de uitgestraald lichtbundel wordt.
Hangen de lampekapjes in het zicht, dan kunnen we beter kant-en-klare rijstkorrellampjes nemen, met twee draadjes (zie afbeelding 03).

De elektrische aansluiting

Elk gebouw krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningtoevoer. Bij meerdere lichtpunten zouden we kunnen kiezen voor gescheiden spanningtoevoer zodat bijv. de verlichting beneden en boven afzonderlijk in te schakelen is.

De verbinding voor één lichtpunt kan worden gerealiseerd met de bekende banaanstekker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. We hebben dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van spanning te voorzien.

Koppel aan de aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een stekker en contrastekker (bijv een DIN-plug) aan de aparte ringleiding voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier kunnen we, bij eventuele storingen, het gebouw gemakkelijk loskoppelen van de tafel, zonder eerst de bedrading los te moeten maken.

Bij lampjes hoeven we niet op de polariteit te letten. Bij lampjes is het wel van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in serie geschakelt worden.

Aansl-hanglampjes-par-rk.png Aansl-hanglampjes-ser-rk.png
Afbeelding: 04 Afbeelding: 05
Lampen parallel aangesloten op lichtaansluiting van rijregelaar Lampen in serie aangesloten op lichtaansluiting van rijregelaar
Tekening gemaakt door: Ronald Koerts/Fred Eikelboom Tekening gemaakt door: Ronald Koerts/Fred Eikelboom

In tekening 05 staan 4 lampen in serie. Daar de voeding 14 volt is, zullen de lampen op een iets lagere spanning werken. Dit verlengd de levensduur.

Stroomverbruik

Bij een analoge baan heeft de rijregelaar vaak een extra aansluiting voor lampjes, meestal 14 volt wisselspanning, aangegeven met (~). Wanneer er op een lichtaansluiting lampjes aangesloten worden, moeten we letten op het maximaal toe te passen aantal lampjes. Als er te veel lampjes aangesloten worden, wordt de totaalstroom te hoog en raakt de trafo overbelast. Een voorbeeld: We hebben een rijregelaar met een 14 volt lichtaansluiting, welke een maximale stroom mag leveren van één ampère. We gaan nu kijken wat beter uitkomt, parallel of serie.

  1. Parallelschakeling (zie afbeelding 04)

De lampjes van toepassen hebben bijvoorbeeld een stroomverbruik van 40 milliampère. We kunnen dan theoretisch 1000 / 40 = 25 lampjes aansluiten op de één ampère uitgang. In de praktijk is het verstandig om er iets minder aan te sluiten (bijv. 22 stuks), anders wordt de trafo na verloop van tijd behoorlijk warm.

  1. Serieschakeling per vier (zie afbeelding 05 en 06)

Wanneer we de lampjes per vier in serie schakelen, hebben we lampjes nodig met een verbruik van 40 milliampère, geschikt voor een werkspanning van minimaal 1/4 van de voedingspanning. Deze verbruiken per vier in serie 40 milliampère. We kunnen dan theoretisch 1000 / 40 = 25 × vier lampjes = 75 lampjes aansluiten op de één ampère uitgang. In verband met de warmteontwikkeling in de trafo zouden we dan het beste 66 stuks aan kunnen sluiten. Dus lampjes per vier in serie, aansluiten is het meest economisch qua stroomverbruik.

Zekeren

Zekeringen01.png
Afbeelding: 06
Groepen lampjes apart gezekerd
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom

Op punt 1, 2, 3 en 4 in schema 06 staan nu vier groepen van vier lampjes getekend. In werkelijkheid kunnen dit bijvoorbeeld 42 groepen van vier zijn, elk met eigen zekering en schakelaar. Het vermogen van de trafo bepaalt uiteindelijk hoeveel groepen er kunnen worden aangesloten.

Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen dienen we rekening te houden met de stroomsterkte die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen voldoende dikke draden naar de CVL te lopen. Bij gebruik van bijvoorbeeld een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 ampère afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 ampère gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Bij het aansluiten van verlichting (=lampen) op een trafo dient altijd een zekering toegepast te worden (zie afbeelding 04 en 05). Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat! Wanneer we een trafo met groot vermogen gebruiken, bijvoorbeeld 70 VA, dan verdient het sterke aanbeveling om de lichtgroepen onder te verdelen m.b.v. vier (of meer) glaszekeringen van 5 × 20 mm. (zie afbeelding 06). De zekeringen plaatsen we zo dicht mogelijk bij de transformator. Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk printplaat te solderen zijn (zie Meer informatie).

De waarde van de individuele zekeringen is afhankelijk van het stroomverbruik van de groep lampjes die er mee verbonden is. We nemen het totale stroomverbruik en vermenigvuldigden dat met de factor 1,2. Verbruikt groep 1 bijv. 825 milliampère, dan berekenen we de waarde van de zekering als volgt: 0,825 × 1,2 = 0,99 ampère. We nemen dan voor Z1 een zekering van één ampère (zie afbeelding 06).

Het type van de zekeringen moet "Traag" zijn. Dit is aangegeven op de zekering. Op de zekering staat dan de code xxAT. xx staat dan voor de stroomsterkte. Wanneer deze aangegeven is met de letter "A" gaat het om ampère. Er kan echter ook xx mA op de zekering staan, dan betreft het de stroomsterkte in milliampères. De T betekent dat het om een trage zekering gaat.

Let-op.jpg
  LET OP
Gebruik altijd zekeringen. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!

Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is, dan de forse brandschade die ontstaat bij een kortsluiting.

De bedrading

Kroonsteen-verdeelstuk01.jpg Verdeelstuk02.png
Afbeelding: 07 Afbeelding: 08
Verdeelstuk met kroonsteenstrip Verdeelstuk met zekeringen en kroonsteenstrip
Foto gemaakt door: Jan (nickname: 44 op het BNLS-forum) Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

Om de lampen aan te sluiten dienen we de draden van voldoende doorsnede te hebben. Uitgaande van 10 ampere per vierkante mm;

  • mag er door een draad met een doorsnede van 0,14mm2 maximaal 1,4 ampere stroom lopen.
  • mag er door een draad met een doorsnede van 0,25mm2 maximaal 5 ampere stroom lopen.

Maar,.... dan hebben we het nog niet over het spanningverlies.
Opmerking van Klaas Zondervan:
"Stel dat er tussen een voeding van 14 volt en de verbruiker 10 meter afstand zit. Dat is 20 meter draad en dat heeft bij 0,14mm2 een weerstand van 2,5 ohm. Stuur je daar 1,4A door, dan verlies je over de weerstand van de draad 3,5V. Dus van je 14V blijft nog maar 10,5V over. Ga je uit van een afstand van 30 meter dan wordt het verlies 3 keer zo erg, dus 10,5V. Hou je nog maar 3,5V over!"
Sluit dus, om spanningverlies te voorkomen een draad van minimaal 1mm2, vanaf de trafo, op een verdeelstuk aan. Vergeet hierbij de zekeringen niet! Het ansluiten kan met gewone kroonsteentjes. We lussen de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen, zoals in afbeelding 07 aangegeven is. Het verdiend sterk aanbeveling om adereindhulzen voor enkele- of dubbele ader (bijv. Conrad bestelnummer 611794 enkel of Reichelt Twin bestelnummer 332533) te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere aders in één kroonsteenklem één van de aders niet goed vastzit. Strip een stukje isolatie van de mantel. Draai de aders in elkaar en doe de aders samen in een adereindhuls, knijp het metalen gedeelte van de adereindhuls vast om de draad met een combinatietang, knip het metalen gedeelte op lengte, zodat dit helemaal in de kroonsteen past en steek dan de adereindhuls in de kroonsteen.
Vanaf de zekeringen (na het verdeelstuk) gaat de bedrading met een doorsnede van 0,25mm2 naar de diverse groepen lampen. Om de zekeringen aan te sluiten gaan we te werk volgens tekening 08. Het gemakkelijkst is om de Conrad zekeringhouders, bestel nummer 1367476 - 8J te gebruiken. De aansluitpinnen, die normaliter in de print worden gesoldeerd (zie afbeelding 8A) buigen we om, zoals in afbeelding 8B aangegeven is. Daarna kunnen we de zekeringhouder heel simpel in de kroonsteen monteren.
Eventueel monteren we nog schakelaars in de bedrading naar de lampen (zie ook: afbeelding 06).

Centrale voedingsleiding (CVL) voor de verlichting

Ringleiding-voorbeeld01.jpg
Afbeelding: 09
Voorbeeld van een ringleiding
Foto gemaakt door: Marc de Leeuw (nickname MC op het BNLS-forum)

Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte CVL (drie- of meer draden van minimaal 1 mm2) aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 09). We kunnen dan de bebouwing heel simpel op de ene of de andere groep aansluiten. De centrale leiding voorzien we dan via twee of meerdere schakelaars van spanning.

Plaatsen van huisjes/gebouwen

Voor het op zijn plaats houden, zijn een een aantal mogelijkheden:

  1. We kunnen een gebouw op zijn plaats houden met één of twee kleine magneetjes. Op of onder de tafel plaatsen we een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen.
  2. Lijm met twee-componentenlijm een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. twee-componentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Dan boren we in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de slotbout. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. Vleugelmoer er op aan de onderkant van de tafel, en het gebouw zit vast.

Meer informatie

Encyclopedie:
Relevante informatie over modelbaanverlichting
Externe websites:
Glaszekeringhouder voor printmontage
Adereindhuls 0,5 mm kwadraat.
Adereindhuls 1 mm kwadraat.

 

Externe websites:
Adereindhuls 1,5 mm kwadraat.
Adereindhuls 2,5 mm kwadraat.
Tams lichtcomputers.
Adereindhuls 0,5 mm² twin.
Adereindhuls 1,0 mm² twin.
Adereindhuls 1,5 mm² twin.
Adereindhuls 2,5 mm² twin.
Staande perronlampen.
Van Perlo lichtcomputer.



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 30 nov 2024 11:14 (CET)