Persoonlijke instellingen

Treingestuurd rijden: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k (nav)
 
(44 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 
{{Koptekst
 
{{Koptekst
|Vorige= E10.02 - Uitleg Digitaal
+
|Vorige= Handmatig digitaal rijden
|Volgende= E10.06 - Geautomatiseerd rijden
+
|Volgende= Geautomatiseerd rijden
 +
|VorigeMenu= Digitale baanbesturing
 
|Auteur= Fred Eikelboom
 
|Auteur= Fred Eikelboom
|Niveau= Beginner
 
|Aantalwoorden= 00000
 
|Aantalplaatjes= 02
 
|Aantalfilmpjes= 00
 
 
}}
 
}}
 +
{{Inhoudsopgave||Klein}}
 +
=== Treingestuurd ===
 +
Bij [[digitale baanbesturing]] ([[Woorden - D#DCC.|DCC]]) staat een constante, blokgolfvormige spanning die telkens van polariteit wisselt, op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. De centrale geeft commando's die bestaan uit een adres en een opdracht. In de locomotieven zijn decoders ingebouwd die "luisteren" naar het digitale signaal op de rails. Iedere [[Woorden - D#Decoder|decoder]] heeft een uniek adres en reageert alleen op opdrachten met zijn adres. De decoder in de locomotief "weet" dan wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet '''treingestuurd rijden'''.
  
 
+
Voor een automatisch treingestuurd systeem moet de baan in [[Woorden - B#Blok|"blokken"]] verdeeld zijn en op de scheidingen moet soms, afhankelijk van het detectiesysteem, een [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] onderbroken worden. Door het uitlezen van terug/bezetmelders weet de computer of een blok vrij of bezet is.
 +
=== Bezetmelders in de blokken ===
 +
Bij een digitale baan wordt - bij gebruik van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg [[Woorden - M#Meldsectie|meldsecties]]. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het [[Woorden - B#Blok|blok]] is in afbeelding 01 aangegeven:
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
|Bestand= Blokken1.gif‎
+
|Bestand= Blokken-01.jpg‎
|Grootte= 950px
+
|Grootte= 900px
 
|Volgnummer= 01
 
|Volgnummer= 01
 
|Omschrijving= Diverse methoden voor blokken
 
|Omschrijving= Diverse methoden voor blokken
Regel 18: Regel 20:
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
 +
In het volgende onderdeel wordt uitgegaan van het besturingsprogramma [[Treinbesturingssoftware#De softwarepakketten|"Koploper"]].
  
 +
Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van "Koploper" (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.
  
 +
De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vóór het volgende [[Woorden - B#Blok|blok]] - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kan als vuistregel ongeveer 40 cm genomen worden. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet en kan zelf dus niet verder rijden.
  
 +
Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de [[Woorden - I#Inrijsectie|inrijsectie]] een lengte van 40 cm te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijsectie en de stopsectie kan een niet-gedetecteerd stuk rails liggen, dit heet de remsectie. De lengte van die niet-gedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrij- en stopsectie.
 +
 +
Bij toepassen van niet-gedetecteerdesecties kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm, mits de niet-gedetecteerde secties op een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] aangesloten worden. Detectie kan ook gedaan worden met ([[Woorden - I#Infrarood|infrarood]]) lichtsluizen, hierbij hoeft geen [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] onderbroken te worden.
 +
=== Wel/geen wissels in de blokken ===
 +
Bij het programma "Koploper" wordt uitgegaan van de stelling "geen wissels in een blok". Het programma stuurt namelijk de treinen van [[Woorden - B#Blok|blok]] naar blok en bepaalt aan de hand van het vrij of bezet zijn van het blok achter een wissel de benodigde wisselstand. Bij het verdelen van de baan in blokken worden dus alle stukken rails tussen de wissels verdeeld in blokken, waarbij er rekening wordt gehouden dat de hele trein in het blok past.
 +
 +
Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval wordt door de gebruiker in "Koploper" aangegeven dat er in dat blok niet gestopt mag worden. Daarmee wordt voorkomen dat de trein de wissels bezet houdt.
 +
=== Blokken aan elkaar leggen ===
 +
Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld (zie afbeelding 2) hoe een aantal blokken aan elkaar gelegd worden. De stopsectie van een blok ligt tegen de [[Woorden - I#Inrijsectie|inrijsectie]] van het volgende [[Woorden - B#Blok|blok]]. Ofwel, tussen de blokken komen geen "niet-gedetecteerde secties". De inrij- en stopsecties worden op een [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelder]] aangesloten die bijvoorbeeld via een [[S88, S88-N, XpressNet en LocoNet|S88]] aansluitkabel met de centrale verbonden is.
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= Meldsecties01.png
 
|Bestand= Meldsecties01.png
|Grootte= 950px
+
|Grootte= 900px
 
|Volgnummer= 02
 
|Volgnummer= 02
 
|Omschrijving= Bezetmelders in de blokken
 
|Omschrijving= Bezetmelders in de blokken
Regel 29: Regel 43:
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
 +
De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door "Koploper" geregeld.
 +
=== Blokken op hellingen of in een helix ===
 +
Wanneer er blokken op een [[Hellingen/klimspiralen|helling of helix]] liggen, dient in het besturingsprogramma aangegeven te worden dat de treinen in de [[Woorden - B#Blok|blokken]] van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling gestopt is, niet meer op gang komt en daarmee de rijweg van alle volgende treinen blokkeert.
 +
=== Aansluiten van de bezetmeldprint(en)===
 +
De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linker[[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]], die over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere [[Woorden - B#Booster|boosters]] dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechter[[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]]. Bij gebruik van meerdere boosters, dient er goed op gelet te worden, dat de [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelders]] in de ene sectie '''niet''' verbonden worden met de sectie van de andere booster.
  
 +
De niet-gedetecteerde stukken dienen '''allemaal''' via een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] op de centrale aangesloten te worden (zie afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de [[Woorden - M#Meldsectie|meldsecties]] als op de niet-gedetecteerde secties - een nagenoeg even hoge spanning staat. Vergeet daarom ook niet om op de juiste plaatsen in de onderbroken [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] isolatielassen toe te passen.
  
 +
Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. Alle niet-gedetecteerde stukken worden dan op die extra ringleiding aangesloten (zie hierboven). Wanneer de diodeschakeling 5 A kan verwerken, zijn ongeveer 12 locs (bij een gemiddeld verbruik van 400 mA per loc) tegelijkertijd op de niet-gedetecteerde secties van stroom te voorzien.
 +
{| class="wikitable"
 +
| valign="center"|[[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]] &nbsp;&nbsp;<small>'''LET OP'''</small>||valign="top"|Wanneer meerdere [[Woorden - B#Booster|boosters]] toegepast worden, moet per booster een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] gebruikt worden!<br />De niet-gedetecteerde secties die verbonden zijn met de ene booster mogen '''niet''' in verbinding staan met de niet-gedetecteerde secties van een andere booster.
 +
|}
 +
=== Wel of geen niet-gedetecteerde secties? ===
 +
Er is geen voorschrift dat zegt of er wel of niet een niet-gedetecteerde sectie moet worden gegebruikt. Het is een afweging die gemaakt moet worden en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma. Wanneer er een niet-gedetecteerde sectie (afremsectie) tussen de inrijdsectie en de stopsectie ligt, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer een losgeraakte wagen of rijtuig wél gedetecteerd moet worden, moet er dus een tussensectie gebruikt worden die op een [[S88, S88-N, XpressNet en LocoNet|S88]] melder aangesloten is. Maar... dat kost veel meer geld op een grotere baan, omdat er dan heel wat meer bezetmeldprinten aangeschaft moeten worden. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of rijtuig voor lief nemen en een niet-gedetecteerde sectie gebruiken per [[Woorden - B#Blok|blok]].
  
<!--
+
Het voordeel van het aanleggen van niet-gedetecteerde secties is, dat wanneer er later wordt besloten om alsnog niet-gedetecteerde secties op een [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelder]] aan te sluiten, er geen ingrepen in de rails meer nodig zijn. Dan is het een kwestie van waar nodig een extra bezetmeldprint plaatsen en wat bedrading onder de treintafel toe te voegen. Meteen bij de aanleg van de baan niet-gedetecteerde secties maken/aanbrengen heeft dus voordelen. Achteraf de rails aanpassen om er alsnog secties tussen te maken, is op moeilijk bereikbare plaatsen een behoorlijke klus.
 +
 
 +
Bovenstaand verhaal over niet-gedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma "Koploper". Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend. Het is niet mogelijk om voor elke baan aan te geven hoe in de praktijk de baan in blokken is te verdelen. Zie voor aanvullende informatie het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie onder).
 
{{Linkssectie begin
 
{{Linkssectie begin
 
|Box= AlleenInfo
 
|Box= AlleenInfo
Regel 40: Regel 68:
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= E10.07 - Centrales
+
|Link= Centrales
 
|Linknaam= Centrales
 
|Linknaam= Centrales
 
}}
 
}}
Regel 48: Regel 76:
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= E16.03.03 - Diodeschakeling
+
|Link= Diodeschakeling
 
|Linknaam= Diodeschakeling
 
|Linknaam= Diodeschakeling
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= E10.06 - Geautomatiseerd rijden
+
|Link= Geautomatiseerd rijden
 
|Linknaam= Geautomatiseerd rijden
 
|Linknaam= Geautomatiseerd rijden
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= S88, S88N, XpressNet en LocoNet
+
|Link= Hellingen/klimspiralen
|Linknaam= S88, S88N, XpressNet en LocoNet
+
|Linknaam= Hellingen/klimspiralen
|ExtraInfo= Meer over bezetmelders
+
}}
 +
{{Link intern
 +
|Link= S88, S88-N, XpressNet en LocoNet
 +
|Linknaam= S88, S88-N, XpressNet en LocoNet
 +
|ExtraInfo= Meer over bezetmelders.
 +
}}
 +
{{Linkssectie scheiding}}
 +
{{Linkssectie tussenkop
 +
|Koptekst= Beneluxspoor.net:
 +
}}
 +
{{Link Forum-Meerkeuze
 +
|Volgnr = 131
 +
|ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. "digitaal" rijden.
 +
}}
 +
{{Link Forum-Meerkeuze
 +
|Volgnr = 28
 +
|ExtraInfo= over stopsectie.
 +
}}
 +
{{Linkssectie scheiding}}
 +
{{Linkssectie tussenkop
 +
|Koptekst= Externe websites:
 +
}}
 +
{{Link Algemeen-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 71
 +
|ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. het gebruik van "Koploper".
 +
}}
 +
{{Link Algemeen-Meerkeuze
 +
|Volgnr = 448
 +
|ExtraInfo= Allan Gartner's "Wiring for DCC". Website met veel info over DCC.
 
}}
 
}}
 
{{Linkssectie einde}}
 
{{Linkssectie einde}}
-->
 
 
 
{{Voettekst
 
{{Voettekst
|Vorige= E10.02 - Uitleg Digitaal
+
|Vorige= Handmatig digitaal rijden
|Volgende= E10.06 - Geautomatiseerd rijden
+
|Volgende= Geautomatiseerd rijden
|VorigeMenu= E10.00 - Digitale baanbesturing
+
|VorigeMenu= Digitale baanbesturing
}}
+
}} {| width= "100%"
 +
|- valign= "top"
 +
! scope= "row" width="70%"|
 +
| <small>Laatste wijziging: 8 feb 2025 10:59 (CET)</small>
 +
|}
 
[[Categorie: Alles|T]]
 
[[Categorie: Alles|T]]
 
[[Categorie: Artikel|Treingestuurd rijden]]
 
[[Categorie: Artikel|Treingestuurd rijden]]
 
[[Categorie: Baanbesturing|T]]
 
[[Categorie: Baanbesturing|T]]
[[Categorie: Detectie]]
+
[[Categorie: Baanbouw|T]]
 +
[[Categorie: Bezetmelding/Terugmelding|T]]
 
[[Categorie: Digitaal treingestuurd|T]]
 
[[Categorie: Digitaal treingestuurd|T]]
 
[[Categorie: Digitale baanbesturing|T]]
 
[[Categorie: Digitale baanbesturing|T]]
 
+
[[Categorie: Elektronica|T]]
 +
[[Categorie: S88|T]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|T]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|T]]

Huidige versie van 17 feb 2025 om 14:41

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Treingestuurd

Bij digitale baanbesturing (DCC) staat een constante, blokgolfvormige spanning die telkens van polariteit wisselt, op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. De centrale geeft commando's die bestaan uit een adres en een opdracht. In de locomotieven zijn decoders ingebouwd die "luisteren" naar het digitale signaal op de rails. Iedere decoder heeft een uniek adres en reageert alleen op opdrachten met zijn adres. De decoder in de locomotief "weet" dan wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet treingestuurd rijden.

Voor een automatisch treingestuurd systeem moet de baan in "blokken" verdeeld zijn en op de scheidingen moet soms, afhankelijk van het detectiesysteem, een spoorstaaf onderbroken worden. Door het uitlezen van terug/bezetmelders weet de computer of een blok vrij of bezet is.

Bezetmelders in de blokken

Bij een digitale baan wordt - bij gebruik van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg meldsecties. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het blok is in afbeelding 01 aangegeven:

Blokken-01.jpg
Afbeelding: 01
Diverse methoden voor blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

In het volgende onderdeel wordt uitgegaan van het besturingsprogramma "Koploper".

Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van "Koploper" (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.

De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vóór het volgende blok - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kan als vuistregel ongeveer 40 cm genomen worden. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet en kan zelf dus niet verder rijden.

Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de inrijsectie een lengte van 40 cm te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijsectie en de stopsectie kan een niet-gedetecteerd stuk rails liggen, dit heet de remsectie. De lengte van die niet-gedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrij- en stopsectie.

Bij toepassen van niet-gedetecteerdesecties kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm, mits de niet-gedetecteerde secties op een diodeschakeling aangesloten worden. Detectie kan ook gedaan worden met (infrarood) lichtsluizen, hierbij hoeft geen spoorstaaf onderbroken te worden.

Wel/geen wissels in de blokken

Bij het programma "Koploper" wordt uitgegaan van de stelling "geen wissels in een blok". Het programma stuurt namelijk de treinen van blok naar blok en bepaalt aan de hand van het vrij of bezet zijn van het blok achter een wissel de benodigde wisselstand. Bij het verdelen van de baan in blokken worden dus alle stukken rails tussen de wissels verdeeld in blokken, waarbij er rekening wordt gehouden dat de hele trein in het blok past.

Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval wordt door de gebruiker in "Koploper" aangegeven dat er in dat blok niet gestopt mag worden. Daarmee wordt voorkomen dat de trein de wissels bezet houdt.

Blokken aan elkaar leggen

Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld (zie afbeelding 2) hoe een aantal blokken aan elkaar gelegd worden. De stopsectie van een blok ligt tegen de inrijsectie van het volgende blok. Ofwel, tussen de blokken komen geen "niet-gedetecteerde secties". De inrij- en stopsecties worden op een bezetmelder aangesloten die bijvoorbeeld via een S88 aansluitkabel met de centrale verbonden is.

Meldsecties01.png
Afbeelding: 02
Bezetmelders in de blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door "Koploper" geregeld.

Blokken op hellingen of in een helix

Wanneer er blokken op een helling of helix liggen, dient in het besturingsprogramma aangegeven te worden dat de treinen in de blokken van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling gestopt is, niet meer op gang komt en daarmee de rijweg van alle volgende treinen blokkeert.

Aansluiten van de bezetmeldprint(en)

De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linkerspoorstaaf, die over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere boosters dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechterspoorstaaf. Bij gebruik van meerdere boosters, dient er goed op gelet te worden, dat de bezetmelders in de ene sectie niet verbonden worden met de sectie van de andere booster.

De niet-gedetecteerde stukken dienen allemaal via een diodeschakeling op de centrale aangesloten te worden (zie afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de meldsecties als op de niet-gedetecteerde secties - een nagenoeg even hoge spanning staat. Vergeet daarom ook niet om op de juiste plaatsen in de onderbroken spoorstaaf isolatielassen toe te passen.

Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. Alle niet-gedetecteerde stukken worden dan op die extra ringleiding aangesloten (zie hierboven). Wanneer de diodeschakeling 5 A kan verwerken, zijn ongeveer 12 locs (bij een gemiddeld verbruik van 400 mA per loc) tegelijkertijd op de niet-gedetecteerde secties van stroom te voorzien.

Let-op.jpg
  LET OP
Wanneer meerdere boosters toegepast worden, moet per booster een diodeschakeling gebruikt worden!
De niet-gedetecteerde secties die verbonden zijn met de ene booster mogen niet in verbinding staan met de niet-gedetecteerde secties van een andere booster.

Wel of geen niet-gedetecteerde secties?

Er is geen voorschrift dat zegt of er wel of niet een niet-gedetecteerde sectie moet worden gegebruikt. Het is een afweging die gemaakt moet worden en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma. Wanneer er een niet-gedetecteerde sectie (afremsectie) tussen de inrijdsectie en de stopsectie ligt, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer een losgeraakte wagen of rijtuig wél gedetecteerd moet worden, moet er dus een tussensectie gebruikt worden die op een S88 melder aangesloten is. Maar... dat kost veel meer geld op een grotere baan, omdat er dan heel wat meer bezetmeldprinten aangeschaft moeten worden. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of rijtuig voor lief nemen en een niet-gedetecteerde sectie gebruiken per blok.

Het voordeel van het aanleggen van niet-gedetecteerde secties is, dat wanneer er later wordt besloten om alsnog niet-gedetecteerde secties op een bezetmelder aan te sluiten, er geen ingrepen in de rails meer nodig zijn. Dan is het een kwestie van waar nodig een extra bezetmeldprint plaatsen en wat bedrading onder de treintafel toe te voegen. Meteen bij de aanleg van de baan niet-gedetecteerde secties maken/aanbrengen heeft dus voordelen. Achteraf de rails aanpassen om er alsnog secties tussen te maken, is op moeilijk bereikbare plaatsen een behoorlijke klus.

Bovenstaand verhaal over niet-gedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma "Koploper". Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend. Het is niet mogelijk om voor elke baan aan te geven hoe in de praktijk de baan in blokken is te verdelen. Zie voor aanvullende informatie het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie onder).


Meer informatie

Encyclopedie:
Meer over bezetmelders.
Beneluxspoor.net:
Voor alle vragen i.v.m. "digitaal" rijden.
over stopsectie.
Externe websites:
Voor alle vragen i.v.m. het gebruik van "Koploper".
Allan Gartner's "Wiring for DCC". Website met veel info over DCC.



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 8 feb 2025 10:59 (CET)