|
|
(24 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven) |
Regel 7: |
Regel 7: |
| {{Inhoudsopgave||Klein}} | | {{Inhoudsopgave||Klein}} |
| === Treingestuurd === | | === Treingestuurd === |
− | Bij digitale systemen staat er een constante spanning op de rails. De centrale zet, naast de constante spanning, een blokgolfvormig signaal op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. In de locomotieven zijn decoders (minicomputers) ingebouwd die 'luisteren' naar het digitale signaal op de rails. De centrale geeft de decoder in de locomotief commando's zodat de loc 'weet' wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet 'Treingestuurd rijden'. | + | Bij [[digitale baanbesturing]] ([[Woorden - D#DCC.|DCC]]) staat een constante, blokgolfvormige spanning die telkens van polariteit wisselt, op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. De centrale geeft commando's die bestaan uit een adres en een opdracht. In de locomotieven zijn decoders ingebouwd die "luisteren" naar het digitale signaal op de rails. Iedere [[Woorden - D#Decoder|decoder]] heeft een uniek adres en reageert alleen op opdrachten met zijn adres. De decoder in de locomotief "weet" dan wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet '''treingestuurd rijden'''. |
− | | |
− | Wanneer u met een treingestuurd systeem automatisch (computergestuurd) wilt rijden, moet u de baan in blokken verdelen en moet op de blokscheidingen ''één spoorstaaf'' onderbroken worden. Met terug/bezetmeldprinten wordt via de centrale aan de computer doorgegeven of een blok al-dan-niet bezet is.
| |
− | | |
| | | |
| + | Voor een automatisch treingestuurd systeem moet de baan in [[Woorden - B#Blok|"blokken"]] verdeeld zijn en op de scheidingen moet soms, afhankelijk van het detectiesysteem, een [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] onderbroken worden. Door het uitlezen van terug/bezetmelders weet de computer of een blok vrij of bezet is. |
| === Bezetmelders in de blokken === | | === Bezetmelders in de blokken === |
− | Bij een digitale baan wordt - wanneer we gebruik maken van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg meldsecties genoemd. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het blok staat in afbeelding 01 aangegeven: | + | Bij een digitale baan wordt - bij gebruik van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg [[Woorden - M#Meldsectie|meldsecties]]. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het [[Woorden - B#Blok|blok]] is in afbeelding 01 aangegeven: |
− | | |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
− | |Bestand= Blokken1.gif | + | |Bestand= Blokken-01.jpg |
− | |Grootte= 850px | + | |Grootte= 900px |
| |Volgnummer= 01 | | |Volgnummer= 01 |
| |Omschrijving= Diverse methoden voor blokken | | |Omschrijving= Diverse methoden voor blokken |
Regel 23: |
Regel 20: |
| |Maker= Fred Eikelboom | | |Maker= Fred Eikelboom |
| }} | | }} |
| + | In het volgende onderdeel wordt uitgegaan van het besturingsprogramma [[Treinbesturingssoftware#De softwarepakketten|"Koploper"]]. |
| | | |
− | In het volgende onderdeel gaan we ervan uit dat u met het programma 'Koploper' werkt:
| + | Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van "Koploper" (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat. |
| | | |
− | Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van 'Koploper' (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid, welke ingesteld is met CV6. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.
| + | De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vóór het volgende [[Woorden - B#Blok|blok]] - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kan als vuistregel ongeveer 40 cm genomen worden. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet en kan zelf dus niet verder rijden. |
− | | |
− | De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vòòr het volgende blok - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kunt u als vuistregel uitgaan van ongeveer 40 cm. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet, en kan zelf dus niet verder rijden! | |
− | | |
− | Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de inrijdsectie een lengte van 40 cm. te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijdsectie en de stopsectie kan een ongedetecteerd stuk rails liggen. De lengte van die ongedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrijd- en stopsectie.
| |
− | | |
− | Wanneer u ongedetecteerde secties wilt toepassen, kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijdsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm. In principe kan het zelfs met een stukje van één à twee cm lengte, maar dan wordt het aansolderen van een draadje aan de spoorstaaf bemoeilijkt. Er bestaat namelijk zeer grote kans dat de kunststof bielsen smelten.
| |
| | | |
| + | Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de [[Woorden - I#Inrijsectie|inrijsectie]] een lengte van 40 cm te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijsectie en de stopsectie kan een niet-gedetecteerd stuk rails liggen, dit heet de remsectie. De lengte van die niet-gedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrij- en stopsectie. |
| | | |
| + | Bij toepassen van niet-gedetecteerdesecties kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm, mits de niet-gedetecteerde secties op een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] aangesloten worden. Detectie kan ook gedaan worden met ([[Woorden - I#Infrarood|infrarood]]) lichtsluizen, hierbij hoeft geen [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] onderbroken te worden. |
| === Wel/geen wissels in de blokken === | | === Wel/geen wissels in de blokken === |
− | Bij het programma 'Koploper' wordt uitgegaan van de stelling 'geen wissels in een blok'. Het programma stuurt namelijk de treinen van blok naar blok, en bepaald aan de hand van het al-dan-niet vrij zijn van het blok achter een wissel de wisselstand. | + | Bij het programma "Koploper" wordt uitgegaan van de stelling "geen wissels in een blok". Het programma stuurt namelijk de treinen van [[Woorden - B#Blok|blok]] naar blok en bepaalt aan de hand van het vrij of bezet zijn van het blok achter een wissel de benodigde wisselstand. Bij het verdelen van de baan in blokken worden dus alle stukken rails tussen de wissels verdeeld in blokken, waarbij er rekening wordt gehouden dat de hele trein in het blok past. |
− | Bij het verdelen van de baan in blokken kunt u dus alle rails die tussen de wissels ligt verdelen in blokken, waarbij u er rekening mee houdt dat de hele trein in het blok past.<br /> | |
− | Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval geeft u in 'Koploper' aan dat er in dat blokt niet gestopt mag worden. Daarmee voorkomt u dat de trein de wissels bezet houdt.
| |
− | | |
| | | |
| + | Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval wordt door de gebruiker in "Koploper" aangegeven dat er in dat blok niet gestopt mag worden. Daarmee wordt voorkomen dat de trein de wissels bezet houdt. |
| === Blokken aan elkaar leggen === | | === Blokken aan elkaar leggen === |
− | Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld hoe u een aantal blokken aan elkaar legt. De stopsectie van een blok ligt tegen de inrijdsectie van het volgende blok. Ofwel, tussen de blokken komen geen ongedetecteerde secties. De inrijd- en stopsecties worden op de 16-voudige bezetmelder aangesloten, welke bijv. via een S88 datalink met de centrale verbonden is. | + | Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld (zie afbeelding 2) hoe een aantal blokken aan elkaar gelegd worden. De stopsectie van een blok ligt tegen de [[Woorden - I#Inrijsectie|inrijsectie]] van het volgende [[Woorden - B#Blok|blok]]. Ofwel, tussen de blokken komen geen "niet-gedetecteerde secties". De inrij- en stopsecties worden op een [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelder]] aangesloten die bijvoorbeeld via een [[S88, S88-N, XpressNet en LocoNet|S88]] aansluitkabel met de centrale verbonden is. |
− | | |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= Meldsecties01.png | | |Bestand= Meldsecties01.png |
Regel 52: |
Regel 43: |
| |Maker= Fred Eikelboom | | |Maker= Fred Eikelboom |
| }} | | }} |
− | | + | De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door "Koploper" geregeld. |
− | De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijdsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door Koploper geregeld. | + | === Blokken op hellingen of in een helix === |
− | | + | Wanneer er blokken op een [[Hellingen/klimspiralen|helling of helix]] liggen, dient in het besturingsprogramma aangegeven te worden dat de treinen in de [[Woorden - B#Blok|blokken]] van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling gestopt is, niet meer op gang komt en daarmee de rijweg van alle volgende treinen blokkeert. |
− | | |
− | === Blokken op hellingen of in een klimspiraal === | |
− | Wanneer u blokken op een helling of in een klimspiraal aan wilt brengen c.q. aangebracht heeft, dient u in het besturingsprogramma aan te geven dat de treinen in de blokken van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling c.q. in de klimspiraal gestopt is, niet meer van zijn plaats komt, en daarmee de rijweg van alle treinen die er achteraan komen blokkeert. | |
− | | |
− | | |
| === Aansluiten van de bezetmeldprint(en)=== | | === Aansluiten van de bezetmeldprint(en)=== |
− | De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linkerspoorstaaf, welke over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie: afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere boosters dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechterspoorstaaf. | + | De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linker[[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]], die over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere [[Woorden - B#Booster|boosters]] dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechter[[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]]. Bij gebruik van meerdere boosters, dient er goed op gelet te worden, dat de [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelders]] in de ene sectie '''niet''' verbonden worden met de sectie van de andere booster. |
− | | |
− | De ongedetecteerde stukken dienen via een diodeschakeling op de centrale aangesloten te worden (zie: afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de meldsecties als op de ongedetecteerde stukken - een even hoge spanning staat. Indien de spanning tussen de gedetecteerde en ongedetecteerde secties niet gelijk is, zal de bezetmelding niet betrouwbaar werken. Vergeet daarom ook niet om, op de juiste plaatsen in de onderbroken spoorstaaf, isolatielassen toe te passen.
| |
− | | |
− | Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. U sluit dan alle ongedetecteerde stukken op die extra ringleiding aan (zie hierboven). Deze vereffeningschakeling (ook diodeschakeling genoemd) hoeft u maar één keer toe te passen, tenzij de kans bestaat dat er meerdere locs/treinstellen (waarvan het totale stroomverbruik meer is dan de diodeschakeling kan verwerken) tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties rijden.
| |
| | | |
− | Wanneer de diodeschakeling vijf Ampère kan verwerken, kunt u bij een gemiddeld verbruik van 400 milliAmpère per loc, ongeveer 12 locs tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties van stroom voorzien.
| + | De niet-gedetecteerde stukken dienen '''allemaal''' via een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] op de centrale aangesloten te worden (zie afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de [[Woorden - M#Meldsectie|meldsecties]] als op de niet-gedetecteerde secties - een nagenoeg even hoge spanning staat. Vergeet daarom ook niet om op de juiste plaatsen in de onderbroken [[Woorden - S#Spoorstaven|spoorstaaf]] isolatielassen toe te passen. |
| | | |
| + | Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. Alle niet-gedetecteerde stukken worden dan op die extra ringleiding aangesloten (zie hierboven). Wanneer de diodeschakeling 5 A kan verwerken, zijn ongeveer 12 locs (bij een gemiddeld verbruik van 400 mA per loc) tegelijkertijd op de niet-gedetecteerde secties van stroom te voorzien. |
| {| class="wikitable" | | {| class="wikitable" |
− | | valign='center'| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small> '''LET OP'''</small>||valign='top'|Wanneer u meerdere boosters toepast, moet u per booster een diodeschakeling gebruiken!<br />De ongedetecteerde secties welke verbonden zijn met de ene booster mogen ''niet'' in verbinding staan met de ongedetecteerde secties van een andere booster. | + | | valign="center"|[[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]] <small>'''LET OP'''</small>||valign="top"|Wanneer meerdere [[Woorden - B#Booster|boosters]] toegepast worden, moet per booster een [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] gebruikt worden!<br />De niet-gedetecteerde secties die verbonden zijn met de ene booster mogen '''niet''' in verbinding staan met de niet-gedetecteerde secties van een andere booster. |
− | |-
| |
| |} | | |} |
| + | === Wel of geen niet-gedetecteerde secties? === |
| + | Er is geen voorschrift dat zegt of er wel of niet een niet-gedetecteerde sectie moet worden gegebruikt. Het is een afweging die gemaakt moet worden en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma. Wanneer er een niet-gedetecteerde sectie (afremsectie) tussen de inrijdsectie en de stopsectie ligt, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer een losgeraakte wagen of rijtuig wél gedetecteerd moet worden, moet er dus een tussensectie gebruikt worden die op een [[S88, S88-N, XpressNet en LocoNet|S88]] melder aangesloten is. Maar... dat kost veel meer geld op een grotere baan, omdat er dan heel wat meer bezetmeldprinten aangeschaft moeten worden. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of rijtuig voor lief nemen en een niet-gedetecteerde sectie gebruiken per [[Woorden - B#Blok|blok]]. |
| | | |
| + | Het voordeel van het aanleggen van niet-gedetecteerde secties is, dat wanneer er later wordt besloten om alsnog niet-gedetecteerde secties op een [[Terugmelding en/of bezetmelding|bezetmelder]] aan te sluiten, er geen ingrepen in de rails meer nodig zijn. Dan is het een kwestie van waar nodig een extra bezetmeldprint plaatsen en wat bedrading onder de treintafel toe te voegen. Meteen bij de aanleg van de baan niet-gedetecteerde secties maken/aanbrengen heeft dus voordelen. Achteraf de rails aanpassen om er alsnog secties tussen te maken, is op moeilijk bereikbare plaatsen een behoorlijke klus. |
| | | |
− | === Wel of geen ongedetecteerde secties? ===
| + | Bovenstaand verhaal over niet-gedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma "Koploper". Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend. Het is niet mogelijk om voor elke baan aan te geven hoe in de praktijk de baan in blokken is te verdelen. Zie voor aanvullende informatie het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie onder). |
− | Soms stelt iemand de vraag: 'waarom zou/moet er een ongedetecteerd stuk in de baan liggen?'
| |
− | | |
− | Er is geen voorschrift dat zegt of u wel of niet een ongedetecteerde sectie moet gebruiken. Het is een afweging die u maakt, en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma (de software). Wanneer u namelijk een ongedetecteerde sectie tussen de inrijdsectie en de stopsectie hebt liggen, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer u wilt dat een losgeraakte wagen of rijtuig gedetecteerd wordt, moet u dus één- of meerdere tussensecties gebruiken. Maar,.....dat kost een behoorlijke smak geld meer op een grotere baan, omdat u dan heel wat meer bezetmeldprinten aan moet schaffen. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of -rijtuig voor lief nemen en een ongedetecteerde sectie gebruiken per blok.
| |
− | | |
− | Het voordeel van het aanleggen van ongedetecteerde secties is, dat wanneer u later mocht besluiten om één- of meerdere ongedetecteerde secties alsnog op een bezetmelder aan te sluiten, u geen ingrepen in de rails hoeft te doen. Dan is het een kwestie van alléén wat bedrading onder de treintafel veranderen en, waar nodig, een extra bezetmeldprint plaatsen.
| |
− | Advies: meteen bij de aanleg van de baan ongedetecteerde secties maken/aanbrengen. Want achteraf de rails aanpassen, om er alsnog secties tussen te maken, is een behoorlijke klus.
| |
− | | |
− | Nogmaals: bovenstaande verhaal over ongedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma 'Koploper'. Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend.
| |
− | | |
− | | |
− | Aangezien het niet mogelijk is om voor elke baan aan te geven hoe u in de praktijk de baan in blokken moet verdelen, verwijzen we u voor aanvullende informatie naar het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie: 'Meer informatie').
| |
− | | |
− | | |
− | | |
| {{Linkssectie begin | | {{Linkssectie begin |
| |Box= AlleenInfo | | |Box= AlleenInfo |
Regel 113: |
Regel 84: |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
− | |Link= Hellingen/Klimspiralen | + | |Link= Hellingen/klimspiralen |
− | |Linknaam= Hellingen/Klimspiralen | + | |Linknaam= Hellingen/klimspiralen |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
− | |Link= S88, S88N, XpressNet en LocoNet | + | |Link= S88, S88-N, XpressNet en LocoNet |
− | |Linknaam= S88, S88N, XpressNet en LocoNet | + | |Linknaam= S88, S88-N, XpressNet en LocoNet |
| |ExtraInfo= Meer over bezetmelders. | | |ExtraInfo= Meer over bezetmelders. |
| }} | | }} |
Regel 125: |
Regel 96: |
| |Koptekst= Beneluxspoor.net: | | |Koptekst= Beneluxspoor.net: |
| }} | | }} |
− | {{Link extern | + | {{Link Forum-Meerkeuze |
− | |Omschrijving= Forum
| + | |Volgnr = 131 |
− | |Link= http://forum.beneluxspoor.net/index.php/board,4.0.html | + | |ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. "digitaal" rijden. |
− | |ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. 'digitaal' rijden. | + | }} |
| + | {{Link Forum-Meerkeuze |
| + | |Volgnr = 28 |
| + | |ExtraInfo= over stopsectie. |
| }} | | }} |
− |
| |
− |
| |
| {{Linkssectie scheiding}} | | {{Linkssectie scheiding}} |
| {{Linkssectie tussenkop | | {{Linkssectie tussenkop |
− | |Koptekst= Externe website: | + | |Koptekst= Externe websites: |
| + | }} |
| + | {{Link Algemeen-Meerkeuze |
| + | |Volgnr= 71 |
| + | |ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. het gebruik van "Koploper". |
| }} | | }} |
− | {{Link extern | + | {{Link Algemeen-Meerkeuze |
− | |Omschrijving= koploperforum.nl | + | |Volgnr = 448 |
− | |Link= http://www.koploperforum.nl
| + | |ExtraInfo= Allan Gartner's "Wiring for DCC". Website met veel info over DCC. |
− | |ExtraInfo= Voor alle vragen i.v.m. het gebruik van 'Koploper'. | |
| }} | | }} |
| {{Linkssectie einde}} | | {{Linkssectie einde}} |
− |
| |
− |
| |
| {{Voettekst | | {{Voettekst |
| |Vorige= Handmatig digitaal rijden | | |Vorige= Handmatig digitaal rijden |
| |Volgende= Geautomatiseerd rijden | | |Volgende= Geautomatiseerd rijden |
| |VorigeMenu= Digitale baanbesturing | | |VorigeMenu= Digitale baanbesturing |
− | }} | + | }} {| width= "100%" |
− | | + | |- valign= "top" |
| + | ! scope= "row" width="70%"| |
| + | | <small>Laatste wijziging: 8 feb 2025 10:59 (CET)</small> |
| + | |} |
| [[Categorie: Alles|T]] | | [[Categorie: Alles|T]] |
| [[Categorie: Artikel|Treingestuurd rijden]] | | [[Categorie: Artikel|Treingestuurd rijden]] |
| [[Categorie: Baanbesturing|T]] | | [[Categorie: Baanbesturing|T]] |
− | [[Categorie: Detectie]] | + | [[Categorie: Baanbouw|T]] |
| + | [[Categorie: Bezetmelding/Terugmelding|T]] |
| [[Categorie: Digitaal treingestuurd|T]] | | [[Categorie: Digitaal treingestuurd|T]] |
| [[Categorie: Digitale baanbesturing|T]] | | [[Categorie: Digitale baanbesturing|T]] |
| + | [[Categorie: Elektronica|T]] |
| [[Categorie: S88|T]] | | [[Categorie: S88|T]] |
| [[Categorie: Fred Eikelboom|T]] | | [[Categorie: Fred Eikelboom|T]] |
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
Treingestuurd
Bij digitale baanbesturing (DCC) staat een constante, blokgolfvormige spanning die telkens van polariteit wisselt, op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. De centrale geeft commando's die bestaan uit een adres en een opdracht. In de locomotieven zijn decoders ingebouwd die "luisteren" naar het digitale signaal op de rails. Iedere decoder heeft een uniek adres en reageert alleen op opdrachten met zijn adres. De decoder in de locomotief "weet" dan wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet treingestuurd rijden.
Voor een automatisch treingestuurd systeem moet de baan in "blokken" verdeeld zijn en op de scheidingen moet soms, afhankelijk van het detectiesysteem, een spoorstaaf onderbroken worden. Door het uitlezen van terug/bezetmelders weet de computer of een blok vrij of bezet is.
Bezetmelders in de blokken
Bij een digitale baan wordt - bij gebruik van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg meldsecties. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het blok is in afbeelding 01 aangegeven:
|
Afbeelding: 01
|
Diverse methoden voor blokken
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In het volgende onderdeel wordt uitgegaan van het besturingsprogramma "Koploper".
Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van "Koploper" (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.
De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vóór het volgende blok - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kan als vuistregel ongeveer 40 cm genomen worden. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet en kan zelf dus niet verder rijden.
Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de inrijsectie een lengte van 40 cm te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijsectie en de stopsectie kan een niet-gedetecteerd stuk rails liggen, dit heet de remsectie. De lengte van die niet-gedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrij- en stopsectie.
Bij toepassen van niet-gedetecteerdesecties kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm, mits de niet-gedetecteerde secties op een diodeschakeling aangesloten worden. Detectie kan ook gedaan worden met (infrarood) lichtsluizen, hierbij hoeft geen spoorstaaf onderbroken te worden.
Wel/geen wissels in de blokken
Bij het programma "Koploper" wordt uitgegaan van de stelling "geen wissels in een blok". Het programma stuurt namelijk de treinen van blok naar blok en bepaalt aan de hand van het vrij of bezet zijn van het blok achter een wissel de benodigde wisselstand. Bij het verdelen van de baan in blokken worden dus alle stukken rails tussen de wissels verdeeld in blokken, waarbij er rekening wordt gehouden dat de hele trein in het blok past.
Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval wordt door de gebruiker in "Koploper" aangegeven dat er in dat blok niet gestopt mag worden. Daarmee wordt voorkomen dat de trein de wissels bezet houdt.
Blokken aan elkaar leggen
Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld (zie afbeelding 2) hoe een aantal blokken aan elkaar gelegd worden. De stopsectie van een blok ligt tegen de inrijsectie van het volgende blok. Ofwel, tussen de blokken komen geen "niet-gedetecteerde secties". De inrij- en stopsecties worden op een bezetmelder aangesloten die bijvoorbeeld via een S88 aansluitkabel met de centrale verbonden is.
|
Afbeelding: 02
|
Bezetmelders in de blokken
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door "Koploper" geregeld.
Blokken op hellingen of in een helix
Wanneer er blokken op een helling of helix liggen, dient in het besturingsprogramma aangegeven te worden dat de treinen in de blokken van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling gestopt is, niet meer op gang komt en daarmee de rijweg van alle volgende treinen blokkeert.
Aansluiten van de bezetmeldprint(en)
De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linkerspoorstaaf, die over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere boosters dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechterspoorstaaf. Bij gebruik van meerdere boosters, dient er goed op gelet te worden, dat de bezetmelders in de ene sectie niet verbonden worden met de sectie van de andere booster.
De niet-gedetecteerde stukken dienen allemaal via een diodeschakeling op de centrale aangesloten te worden (zie afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de meldsecties als op de niet-gedetecteerde secties - een nagenoeg even hoge spanning staat. Vergeet daarom ook niet om op de juiste plaatsen in de onderbroken spoorstaaf isolatielassen toe te passen.
Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. Alle niet-gedetecteerde stukken worden dan op die extra ringleiding aangesloten (zie hierboven). Wanneer de diodeschakeling 5 A kan verwerken, zijn ongeveer 12 locs (bij een gemiddeld verbruik van 400 mA per loc) tegelijkertijd op de niet-gedetecteerde secties van stroom te voorzien.
LET OP |
Wanneer meerdere boosters toegepast worden, moet per booster een diodeschakeling gebruikt worden! De niet-gedetecteerde secties die verbonden zijn met de ene booster mogen niet in verbinding staan met de niet-gedetecteerde secties van een andere booster.
|
Wel of geen niet-gedetecteerde secties?
Er is geen voorschrift dat zegt of er wel of niet een niet-gedetecteerde sectie moet worden gegebruikt. Het is een afweging die gemaakt moet worden en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma. Wanneer er een niet-gedetecteerde sectie (afremsectie) tussen de inrijdsectie en de stopsectie ligt, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer een losgeraakte wagen of rijtuig wél gedetecteerd moet worden, moet er dus een tussensectie gebruikt worden die op een S88 melder aangesloten is. Maar... dat kost veel meer geld op een grotere baan, omdat er dan heel wat meer bezetmeldprinten aangeschaft moeten worden. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of rijtuig voor lief nemen en een niet-gedetecteerde sectie gebruiken per blok.
Het voordeel van het aanleggen van niet-gedetecteerde secties is, dat wanneer er later wordt besloten om alsnog niet-gedetecteerde secties op een bezetmelder aan te sluiten, er geen ingrepen in de rails meer nodig zijn. Dan is het een kwestie van waar nodig een extra bezetmeldprint plaatsen en wat bedrading onder de treintafel toe te voegen. Meteen bij de aanleg van de baan niet-gedetecteerde secties maken/aanbrengen heeft dus voordelen. Achteraf de rails aanpassen om er alsnog secties tussen te maken, is op moeilijk bereikbare plaatsen een behoorlijke klus.
Bovenstaand verhaal over niet-gedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma "Koploper". Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend. Het is niet mogelijk om voor elke baan aan te geven hoe in de praktijk de baan in blokken is te verdelen. Zie voor aanvullende informatie het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie onder).
Meer informatie
Encyclopedie:
|
|
|
|
|
|
|
Meer over bezetmelders.
|
Beneluxspoor.net:
|
|
Voor alle vragen i.v.m. "digitaal" rijden.
|
|
over stopsectie.
|
Externe websites:
|
|
Voor alle vragen i.v.m. het gebruik van "Koploper".
|
|
Allan Gartner's "Wiring for DCC". Website met veel info over DCC.
|
|
Laatste wijziging: 8 feb 2025 10:59 (CET)
|