|
|
Regel 11: |
Regel 11: |
| <br /> | | <br /> |
| <i><small>E04.02.03-01</small></i> | | <i><small>E04.02.03-01</small></i> |
− | | + | <br /><br /> |
| Op hoofdsporen worden de wissels meestal centraal bediend, maar op industriesporen moeten de wissels handmatig worden omgelegd, meestal door de machinist. | | Op hoofdsporen worden de wissels meestal centraal bediend, maar op industriesporen moeten de wissels handmatig worden omgelegd, meestal door de machinist. |
| | | |
Regel 18: |
Regel 18: |
| De hoekverhouding van een wissel bepaalt de snelheid waarmee het in de afbuigende stand bereden mag worden. In de rechtdoorgaande stand is de snelheid over het algemeen begrenst tot de plaatselijke snelheid. Veel voorkomende wisselverhoudingen in Nederland zijn 1:9, 1:12 en 1:15. Dit is de tangens van de wisselhoek. Voor hogere snelheden worden wissels met een nog kleinere hoek toegepast: 1:34,7 en 1:39. Van deze laatste liggen er momenteel drie in Nederland, allen zijn onderdeel van de Utrechtboog. Het 1:9-wissel is een wissel met scherpe boog (195 m). Dit wissel mag maximaal met 40 km/u bereden worden. 1:9-wissels komen veel voor op stationsemplacementen. Het 1:34,7-wissel heeft een minder scherpe boog voor het afbuigende spoor. De maximale snelheid op zo'n wissel in afbuigende richting bedraagt 140 km/u. | | De hoekverhouding van een wissel bepaalt de snelheid waarmee het in de afbuigende stand bereden mag worden. In de rechtdoorgaande stand is de snelheid over het algemeen begrenst tot de plaatselijke snelheid. Veel voorkomende wisselverhoudingen in Nederland zijn 1:9, 1:12 en 1:15. Dit is de tangens van de wisselhoek. Voor hogere snelheden worden wissels met een nog kleinere hoek toegepast: 1:34,7 en 1:39. Van deze laatste liggen er momenteel drie in Nederland, allen zijn onderdeel van de Utrechtboog. Het 1:9-wissel is een wissel met scherpe boog (195 m). Dit wissel mag maximaal met 40 km/u bereden worden. 1:9-wissels komen veel voor op stationsemplacementen. Het 1:34,7-wissel heeft een minder scherpe boog voor het afbuigende spoor. De maximale snelheid op zo'n wissel in afbuigende richting bedraagt 140 km/u. |
| | | |
− | Er zijn ook hogesnelheidswissels met op het afbuigende spoor een maximum snelheid tot 220 km/u. | + | Er zijn ook hogesnelheidswissels met op het afbuigende spoor een maximum snelheid tot 220 km/u.<br /> |
− | <br /> | |
| Wissels met een hoek van 1:34,7 en kleiner hebben een bewegend puntstuk waardoor overrijden zonder onderbrekingen in het spoor gebeurt. Het beweegbare puntstuk heeft het nadeel dat er bij openrijden grote schade ontstaat. Dat houdt in dat het puntstuk met de punt mee wordt bereden terwijl het wissel in de verkeerde stand staat. Ook bij andere wissels is openrijden niet toegestaan, maar de schade valt dan meestal wel mee. Op uw modelspoorbaan is het daarentegen geen enkel probleem om een wissel 'open te rijden'. | | Wissels met een hoek van 1:34,7 en kleiner hebben een bewegend puntstuk waardoor overrijden zonder onderbrekingen in het spoor gebeurt. Het beweegbare puntstuk heeft het nadeel dat er bij openrijden grote schade ontstaat. Dat houdt in dat het puntstuk met de punt mee wordt bereden terwijl het wissel in de verkeerde stand staat. Ook bij andere wissels is openrijden niet toegestaan, maar de schade valt dan meestal wel mee. Op uw modelspoorbaan is het daarentegen geen enkel probleem om een wissel 'open te rijden'. |
| | | |
Regel 28: |
Regel 27: |
| '''Railgeometrie''' | | '''Railgeometrie''' |
| | | |
− | Wisselhoek en spoorafstanden bepalen in hoge mate de aard en vorm van de railfiguren. Om bijvoorbeeld van spoor te wisselen, heeft men te maken met (a) de lengte van de wissels en (b) de gekozen wisselhoek. Beide bepalen daarmee ook de feitelijk te realiseren spoorafstand. Nu is spoorwegmodelbouw altijd een compromis, en bij gebruik van standaard railmaterieel van bijvoorbeeld Fleischmann, Märklin, Roco of een railspecialist als Tillig, zult u zien dat dit behoorlijke consequenties heeft voor de layout van uw modelspoorbaan. | + | Wisselhoek en spoorafstanden bepalen in hoge mate de aard en vorm van de railfiguren. Om bijvoorbeeld van spoor te wisselen, heeft men te maken met (a) de lengte van de wissels en (b) de gekozen wisselhoek. Beide bepalen daarmee ook de feitelijk te realiseren spoorafstand. Nu is spoorwegmodelbouw altijd een compromis, en bij gebruik van standaard railmaterieel van bijvoorbeeld Fleischmann, Märklin, Roco of een railspecialist als Tillig, zult u zien dat dit behoorlijke consequenties heeft voor de layout van uw modelspoorbaan.<br /> |
− | <br /> | |
| Aard- en vorm van het railmateriaal wordt ook wel aangeduid met 'railgeometrie'. En één ding is daarbij meteen duidelijk, de standaard hart-op-hart maat van 4,598 cm wordt met het - meest - standaard railprogramma niet gerealiseerd. | | Aard- en vorm van het railmateriaal wordt ook wel aangeduid met 'railgeometrie'. En één ding is daarbij meteen duidelijk, de standaard hart-op-hart maat van 4,598 cm wordt met het - meest - standaard railprogramma niet gerealiseerd. |
| | | |
| De standaard spoorafstanden van de 'bekende' merken: | | De standaard spoorafstanden van de 'bekende' merken: |
| | | |
− | * Märklin K-rails - 57,0 mm. | + | * Märklin K-rails - 57,0 mm |
− | * Tillig Elite - 59,0 mm. | + | * Tillig Elite - 59,0 mm |
− | * Roco Line - 62,0 mm. | + | * Roco Line - 62,0 mm |
− | * Fleischmann - 63,5 mm. | + | * Fleischmann - 63,5 mm |
− | * Märklin C-rails - 64,3 mm. | + | * Märklin C-rails - 64,3 mm |
| | | |
− | Om duidelijk te maken wat de consequenties van e.e.a. zijn, geven we een railfiguur dat uitgewerkt is met verschillend railmateriaal. | + | Om duidelijk te maken wat de consequenties van één-en-ander. zijn, geven we een railfiguur dat uitgewerkt is met verschillend railmateriaal.<br /> |
− | <br /> | |
| We hebben van elk railprogramma gebruik gemaakt van de aangeboden 'slanke' wissels. M.a.w. de wissels met de kleinste wisselhoek in het assortiment. | | We hebben van elk railprogramma gebruik gemaakt van de aangeboden 'slanke' wissels. M.a.w. de wissels met de kleinste wisselhoek in het assortiment. |
| | | |
Regel 49: |
Regel 46: |
| <br /> | | <br /> |
| <i><small>E04.02.03-02</small></i> | | <i><small>E04.02.03-02</small></i> |
− | | + | <br /><br /> |
| <u>Tillig-Elite</u> | | <u>Tillig-Elite</u> |
| | | |
Regel 55: |
Regel 52: |
| <br /> | | <br /> |
| <i><small>E04.02.03-03</small></i> | | <i><small>E04.02.03-03</small></i> |
− | | + | <br /><br /> |
| Als u beide bovenstaande figuren vergelijkt, ziet u dat de breedte van beide railfiguren ongeveer gelijk is. | | Als u beide bovenstaande figuren vergelijkt, ziet u dat de breedte van beide railfiguren ongeveer gelijk is. |
| <br /> | | <br /> |
Regel 65: |
Regel 62: |
| <br /> | | <br /> |
| <i><small>E04.02.03-04</small></i> | | <i><small>E04.02.03-04</small></i> |
− | | + | <br /><br /> |
| De lengte van het railfiguur is ongeveer 100 mm groter. Duidelijk is te zien dat het Fleischmann-wissel weliswaar een behoorlijke lengte heeft, maar dat de wisselhoek tamelijk hoog is. | | De lengte van het railfiguur is ongeveer 100 mm groter. Duidelijk is te zien dat het Fleischmann-wissel weliswaar een behoorlijke lengte heeft, maar dat de wisselhoek tamelijk hoog is. |
| | | |
Regel 73: |
Regel 70: |
| <br /> | | <br /> |
| <i><small>E04.02.03-05</small></i> | | <i><small>E04.02.03-05</small></i> |
− | | + | <br /><br /> |
| Het railprogramma van Roco bevat erg slanke, maar daardoor ook erg lange wissels. Deze zijn maar liefst 345 mm lang. Dat levert weliswaar een mooi plaatje op, maar kost erg veel ruimte ... in de lengte dan. En omdat Roco een hart-op-hart afstand hanteert van 62 mm, heeft u ook in de diepte meer ruimte nodig; (Märklin: 171 mm versus Roco: 186 mm). | | Het railprogramma van Roco bevat erg slanke, maar daardoor ook erg lange wissels. Deze zijn maar liefst 345 mm lang. Dat levert weliswaar een mooi plaatje op, maar kost erg veel ruimte ... in de lengte dan. En omdat Roco een hart-op-hart afstand hanteert van 62 mm, heeft u ook in de diepte meer ruimte nodig; (Märklin: 171 mm versus Roco: 186 mm). |
| | | |
E04.02.02 - Basisvormen - Vorige | Volgende - E04.02.04 - Rail (spoorstaaf), hoogte en materiaal
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Bron: Wikipedia.NL
35px
Wisselstraten
Bij grote stationsemplacementen waar veel spoorlijnen samenkomen uit verschillende richtingen zijn er vaak 'wisselstraten'. Dit is een spoor dat de andere sporen diagonaal kruist met een reeks van Engelse wissels. Met een wisselstraat per richting kunnen de treinen in noodgevallen van elk spoor naar alle andere sporen gestuurd worden. Zo kan bijvoorbeeld elk perronspoor voor iedere bestemming gebruikt worden bij verstoringen.
E04.02.03-01
Op hoofdsporen worden de wissels meestal centraal bediend, maar op industriesporen moeten de wissels handmatig worden omgelegd, meestal door de machinist.
Wisselhoek
De hoekverhouding van een wissel bepaalt de snelheid waarmee het in de afbuigende stand bereden mag worden. In de rechtdoorgaande stand is de snelheid over het algemeen begrenst tot de plaatselijke snelheid. Veel voorkomende wisselverhoudingen in Nederland zijn 1:9, 1:12 en 1:15. Dit is de tangens van de wisselhoek. Voor hogere snelheden worden wissels met een nog kleinere hoek toegepast: 1:34,7 en 1:39. Van deze laatste liggen er momenteel drie in Nederland, allen zijn onderdeel van de Utrechtboog. Het 1:9-wissel is een wissel met scherpe boog (195 m). Dit wissel mag maximaal met 40 km/u bereden worden. 1:9-wissels komen veel voor op stationsemplacementen. Het 1:34,7-wissel heeft een minder scherpe boog voor het afbuigende spoor. De maximale snelheid op zo'n wissel in afbuigende richting bedraagt 140 km/u.
Er zijn ook hogesnelheidswissels met op het afbuigende spoor een maximum snelheid tot 220 km/u.
Wissels met een hoek van 1:34,7 en kleiner hebben een bewegend puntstuk waardoor overrijden zonder onderbrekingen in het spoor gebeurt. Het beweegbare puntstuk heeft het nadeel dat er bij openrijden grote schade ontstaat. Dat houdt in dat het puntstuk met de punt mee wordt bereden terwijl het wissel in de verkeerde stand staat. Ook bij andere wissels is openrijden niet toegestaan, maar de schade valt dan meestal wel mee. Op uw modelspoorbaan is het daarentegen geen enkel probleem om een wissel 'open te rijden'.
Spoorafstanden
Voor het landelijke spoorwegnet geldt bij meersporigheden (lees: 'situaties met meerdere sporen parallel') een uit veiligheids-oogpunt wenselijke spoorafstand 400 cm hart-op-hart. Op stations, en bij perrons houdt men echter 450 cm aan. In H0 (1:87) komt dat uit op 4,598 cm.
Railgeometrie
Wisselhoek en spoorafstanden bepalen in hoge mate de aard en vorm van de railfiguren. Om bijvoorbeeld van spoor te wisselen, heeft men te maken met (a) de lengte van de wissels en (b) de gekozen wisselhoek. Beide bepalen daarmee ook de feitelijk te realiseren spoorafstand. Nu is spoorwegmodelbouw altijd een compromis, en bij gebruik van standaard railmaterieel van bijvoorbeeld Fleischmann, Märklin, Roco of een railspecialist als Tillig, zult u zien dat dit behoorlijke consequenties heeft voor de layout van uw modelspoorbaan.
Aard- en vorm van het railmateriaal wordt ook wel aangeduid met 'railgeometrie'. En één ding is daarbij meteen duidelijk, de standaard hart-op-hart maat van 4,598 cm wordt met het - meest - standaard railprogramma niet gerealiseerd.
De standaard spoorafstanden van de 'bekende' merken:
- Märklin K-rails - 57,0 mm
- Tillig Elite - 59,0 mm
- Roco Line - 62,0 mm
- Fleischmann - 63,5 mm
- Märklin C-rails - 64,3 mm
Om duidelijk te maken wat de consequenties van één-en-ander. zijn, geven we een railfiguur dat uitgewerkt is met verschillend railmateriaal.
We hebben van elk railprogramma gebruik gemaakt van de aangeboden 'slanke' wissels. M.a.w. de wissels met de kleinste wisselhoek in het assortiment.
Märklin K-rails
E04.02.03-02
Tillig-Elite
E04.02.03-03
Als u beide bovenstaande figuren vergelijkt, ziet u dat de breedte van beide railfiguren ongeveer gelijk is.
Ook de hart-op-hart spoorafstand is bij beide systemen ongeveer hetzelfde (57 respectievelijk 59 mm). Maar de grotere wisselhoek bij Märklin, levert duidelijk meer rail op om een trein 'weg te zetten'.
Fleischmann
E04.02.03-04
De lengte van het railfiguur is ongeveer 100 mm groter. Duidelijk is te zien dat het Fleischmann-wissel weliswaar een behoorlijke lengte heeft, maar dat de wisselhoek tamelijk hoog is.
Roco-line
E04.02.03-05
Het railprogramma van Roco bevat erg slanke, maar daardoor ook erg lange wissels. Deze zijn maar liefst 345 mm lang. Dat levert weliswaar een mooi plaatje op, maar kost erg veel ruimte ... in de lengte dan. En omdat Roco een hart-op-hart afstand hanteert van 62 mm, heeft u ook in de diepte meer ruimte nodig; (Märklin: 171 mm versus Roco: 186 mm).
Emplacementen op uw modelspoorbaan
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de lengte van de wissels, een relatief grotere inpact heeft op uw modelspoorbaan, dan de per railmerk gedefinieerde hart-op-hart afstanden. Om een Stations-Emplacement weer te geven, dient u - als u geen kopstation wilt bouwen - immers twee van de getoonde of vergelijkbare wisselstraten te gebruiken. Dat betekent dus dat u voor het wisselen alleen al tussen de 1,80 en 2,76 m. kwijt bent. Daartussen komen de opstelsporen waar u de treinen 'wegzet'. Bedenk dat deze sporen zo lang moeten zijn als uw langste trein: Locomotief en vier tot zes rijtuigen. Daar is in H0 (1:87) toch al snel 1,8 tot 2,5 meter voor nodig.
Kunt u smokkelen? Ja, de keuze is aan u. Enkele merken leveren namelijk ook korte wissels, met doorgaans grotere wisselhoeken. Daarmee wint u behoorlijk wat ruimte voor uw opstelsporen.
Gerelateerde termen: Marklin, Maerklin, Mærklin.
E04.02.02 - Basisvormen - Vorige | Volgende - E04.02.04 - Rail (spoorstaaf), hoogte en materiaal