|
|
Regel 5: |
Regel 5: |
| |Niveau= Beginner | | |Niveau= Beginner |
| |Aantalwoorden= 00000 | | |Aantalwoorden= 00000 |
− | |Aantalplaatjes= 12 | + | |Aantalplaatjes= 13 |
| |Aantalfilmpjes= 00 | | |Aantalfilmpjes= 00 |
| }} | | }} |
Regel 27: |
Regel 27: |
| {{Afbeelding 2 naast elkaar | | {{Afbeelding 2 naast elkaar |
| |Bestand= 555.gif | | |Bestand= 555.gif |
| + | |Bestand2= 555inw.gif |
| |Grootte= Klein | | |Grootte= Klein |
| + | |Grootte2= Klein |
| |Volgnummer= E16.02.08-02 | | |Volgnummer= E16.02.08-02 |
| + | |Volgnummer2= E16.02.08-03 |
| |Omschrijving= Timer IC NE555 | | |Omschrijving= Timer IC NE555 |
| + | |Omschrijving2= Inwendige opbouw van de NE555 |
| |Type= Tekening | | |Type= Tekening |
| + | |Type2= Tekening |
| |Maker= Fred Eikelboom | | |Maker= Fred Eikelboom |
− | |Bestand2= 555inw.gif
| |
− | |Grootte2= Klein
| |
− | |Volgnummer2= E16.02.08-03
| |
− | |Omschrijving2= Inwendige opbouw van de NE555
| |
− | |Type2= Tekening
| |
| |Maker2= Fred Eikelboom | | |Maker2= Fred Eikelboom |
| }} | | }} |
Regel 47: |
Regel 47: |
| | | |
| :* In Mono-stabiele mode: de 555 fungeert als 'one-shot'. (bijv. in timer-toepassingen). | | :* In Mono-stabiele mode: de 555 fungeert als 'one-shot'. (bijv. in timer-toepassingen). |
| + | |
| | | |
| ==== De aansluitingen van de NE555 ==== | | ==== De aansluitingen van de NE555 ==== |
Regel 70: |
Regel 71: |
| | '''8''' || V+ || style="text-align:left;" | VCC De positieve voedingsspanning, die tussen 5 en 15 Volt moet liggen. | | | '''8''' || V+ || style="text-align:left;" | VCC De positieve voedingsspanning, die tussen 5 en 15 Volt moet liggen. |
| |} | | |} |
| + | <small> |
| + | {| |
| + | |E16.02.08-04 |
| + | |- |
| + | |Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom |
| + | |- |
| + | |Bron: WikiPedia.org |
| + | |} |
| + | </small> |
| | | |
− | Bron: WikiPedia.org
| |
| | | |
| Verklaring van de afkortingen: | | Verklaring van de afkortingen: |
Regel 78: |
Regel 87: |
| Q kan positief of negatief zijn. Deze aansluiting kan namelijk naar de plus of naar de min geschakeld worden, vandaar de ietwat vreemde aanduiding met Q | | Q kan positief of negatief zijn. Deze aansluiting kan namelijk naar de plus of naar de min geschakeld worden, vandaar de ietwat vreemde aanduiding met Q |
| | | |
− | Kijkt u voor de zekerheid even op de links onderaan deze pagina voor de specificaties. Er zijn namelijk typen voor max. 15 Volt en voor max. 18 Volt! | + | Kijkt u voor de zekerheid even op de links onderaan deze pagina voor de specificaties. Er zijn namelijk typen voor max. 15 Volt en voor max. 18 Volt! De belastbaarheid van de in deze schakelingen gebruikte weerstanden is <big>⅓</big> Watt.<br />In alle hier getekende schema's met de NE555 staat een instelpotentiometer (instelbare regelbare weerstand) P1, hiermee stellen we de knipperfrequentie van de schakeling in. Mocht de juiste frequentie niet gehaald worden in één van de eindstanden van P1, dan kunt u de waarde van C1 groter of kleiner nemen. Dus bij een te hoge frequente van het signaal, inplaats van een elco van 10 µF een elco met een waarde van 22 µF nemen. Bij een te lage waarde van de knipperfrequentie kunt u voor C1 een lagere waarde nemen. Eventueel kan ook de waarde van R1 vergroot of verkleind worden. Voor R1 geen kleinere waarde nemen dan 1K2. |
− | De belastbaarheid van de in deze schakelingen gebruikte weerstanden is <big>⅓</big> Watt.<br />In alle hier getekende schema's met de NE555 staat een instelpotentiometer (instelbare regelbare weerstand) P1, hiermee stellen we de knipperfrequentie van de schakeling in. Mocht de juiste frequentie niet gehaald worden in één van de eindstanden van P1, dan kunt u de waarde van C1 groter of kleiner nemen. Dus bij een te hoge frequente van het signaal, inplaats van een elco van 10 µF een elco met een waarde van 22 µF nemen. Bij een te lage waarde van de knipperfrequentie kunt u voor C1 een lagere waarde nemen. Eventueel kan ook de waarde van R1 vergroot of verkleind worden. Voor R1 geen kleinere waarde nemen dan 1K2. | |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 88: |
Regel 96: |
| |Bestand= NE555_1_LED.gif | | |Bestand= NE555_1_LED.gif |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-04 | + | |Volgnummer= E16.02.08-05 |
| |Omschrijving= Schema van knipper-LED met IC | | |Omschrijving= Schema van knipper-LED met IC |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 94: |
Regel 102: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Voor bijv. het maken van een waarschuwingssignaal met één knipperende rode LED is de schakeling in afbeelding E16.02.08-04 (hierboven) prima geschikt. | + | Voor bijv. het maken van een waarschuwingssignaal met één knipperende rode LED is de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) prima geschikt. |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 103: |
Regel 111: |
| |Bestand= NE555_2_LED.GIF | | |Bestand= NE555_2_LED.GIF |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-05 | + | |Volgnummer= E16.02.08-06 |
| |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's met IC | | |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's met IC |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 109: |
Regel 117: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Door een extra weerstand en een extra LED te plaatsen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke de LED's om-en-om laat knipperen. Voor bijv. het maken van een overweg, met aan weerszijden van het spoor één knipperende rode lamp is de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 prima geschikt. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in. | + | Door een extra weerstand en een extra LED te plaatsen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke de LED's om-en-om laat knipperen. Voor bijv. het maken van een overweg, met aan weerszijden van het spoor één knipperende rode lamp is de schakeling in afbeelding E16.02.08-06 prima geschikt. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in. |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 118: |
Regel 126: |
| |Bestand= NE555_2_LED_WUBO.PNG | | |Bestand= NE555_2_LED_WUBO.PNG |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-06 | + | |Volgnummer= E16.02.08-07 |
| |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's voor WUBO | | |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's voor WUBO |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 124: |
Regel 132: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Door de schakeling uit afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) te voorzien van een dubbelpolig relais en de bedrading iets te veranderen, verkrijgen | + | Door de schakeling uit afbeelding E16.02.08-06 (hierboven) te voorzien van een dubbelpolig relais en de bedrading iets te veranderen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide LED's om-en-om laat knipperen. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in. Voor een voorbeeld van een geschikt relais, zie onderaan deze pagina, bij 'Meer informatie'. |
− | we een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide LED's om-en-om laat knipperen. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in. | |
− | Voor een voorbeeld van een geschikt relais, zie de link onderaan deze pagina, bij 'Meer informatie'. | |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 135: |
Regel 141: |
| |Bestand= Diode_GAnode_GKathode-01.PNG | | |Bestand= Diode_GAnode_GKathode-01.PNG |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-07 | + | |Volgnummer= E16.02.08-08 |
| |Omschrijving= De verschillende schema's bij gemeenschappelijke Anode of -Kathode | | |Omschrijving= De verschillende schema's bij gemeenschappelijke Anode of -Kathode |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 141: |
Regel 147: |
| }} | | }} |
| | | |
− | De LED's in kant-en-klare seinen kunnen inwendig aangesloten zijn als 'gemeenschappelijke Anode' of 'gemeenschappelijke Kathode. In tekening E16.02.08-07 (hierboven) ziet u wat dit inhoudt. Links op de tekening (GA), ziet u de 'gemeenschappelijke Anode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Anodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. Rechts op de tekening (GK), ziet u de 'gemeenschappelijke Kathode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Kathodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. We dienen dus bij kant-en-klare seinen te weten hoe de LED's inwendig (lees: in het sein) aangesloten zijn.<br /> | + | De LED's in kant-en-klare seinen kunnen inwendig aangesloten zijn als 'gemeenschappelijke Anode' of 'gemeenschappelijke Kathode. In tekening E16.02.08-08 (hierboven) ziet u wat dit inhoudt. Links op de tekening (GA), ziet u de 'gemeenschappelijke Anode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Anodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. Rechts op de tekening (GK), ziet u de 'gemeenschappelijke Kathode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Kathodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. We dienen dus bij kant-en-klare seinen te weten hoe de LED's inwendig (lees: in het sein) aangesloten zijn.<br /> |
| Dit wordt normaliter in de bijgeleverde documentatie van het sein vermeldt. Weet u dit niet, dan zult u met behulp van bijv. een universeelmeter (multimeter) moeten onderzoeken hoe de LED's inwendig aangesloten zijn. <font color="Red">LET OP! </font color>Sluit ''nooit'' een kant-en-klaar sein, dat voorzien is van LED's, zomaar op een voedingsspanning aan, want dan hebt u zeer grote kans dat één- of meerdere LED's nooit meer branden. | | Dit wordt normaliter in de bijgeleverde documentatie van het sein vermeldt. Weet u dit niet, dan zult u met behulp van bijv. een universeelmeter (multimeter) moeten onderzoeken hoe de LED's inwendig aangesloten zijn. <font color="Red">LET OP! </font color>Sluit ''nooit'' een kant-en-klaar sein, dat voorzien is van LED's, zomaar op een voedingsspanning aan, want dan hebt u zeer grote kans dat één- of meerdere LED's nooit meer branden. |
| | | |
Regel 151: |
Regel 157: |
| |Bestand= NE555_2_LED_WUBO_MENNO.PNG | | |Bestand= NE555_2_LED_WUBO_MENNO.PNG |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-08 | + | |Volgnummer= E16.02.08-09 |
| |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's voor WUBO | | |Omschrijving= Schema van twee knipper-LED's voor WUBO |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 157: |
Regel 163: |
| }} | | }} |
| | | |
− | De schakeling uit afbeelding E16.02.08-08 (hierboven) is voor seinen met LED's, voorzien van een gemeenschappelijke Anode-aansluiting, zoals in veel kant-en-klare seinen toegepast wordt. We hebben nu een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide witte LED's om-en-om laat knipperen. | + | De schakeling uit afbeelding E16.02.08-09 (hierboven) is voor seinen met LED's, voorzien van een gemeenschappelijke Anode-aansluiting, zoals in veel kant-en-klare seinen toegepast wordt. We hebben nu een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide witte LED's om-en-om laat knipperen. |
− | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-08 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's continue aangestuurd. In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de witte LED's om-en om aangestuurd. Transistor T1 inverteert (keert de polariteit om van) het signaal dat op pin 3 van het IC staat.<br />Om de knipperfrequentie in te kunnen stellen, kunt u R2 door een instelPotentiometer van 500K vervangen. | + | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-09 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's continue aangestuurd. In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de witte LED's om-en om aangestuurd. Transistor T1 inverteert (keert de polariteit om van) het signaal dat op pin 3 van het IC staat.<br /> |
| + | Om de knipperfrequentie in te kunnen stellen, kunt u R2 door een instelPotentiometer van 500K vervangen. |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 167: |
Regel 174: |
| |Bestand= NE555_4_LED.gif | | |Bestand= NE555_4_LED.gif |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-09 | + | |Volgnummer= E16.02.08-10 |
| |Omschrijving= Schema van vier knipper-LED's met IC | | |Omschrijving= Schema van vier knipper-LED's met IC |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 179: |
Regel 186: |
| | | |
| === Twee rode en een witte knipperende LED (voor AKI) === | | === Twee rode en een witte knipperende LED (voor AKI) === |
− | Door een extra LED én een relais toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee rode LED's, om-en-om laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zal de witte LED gaan knipperen met de halve frequentie van beide rode LED's.<br />Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED uitgaat, de rode LED's om-en-om gaan knipperen. | + | Door een extra LED én een relais toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee rode LED's, om-en-om laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zal de witte LED gaan knipperen met de halve frequentie van beide rode LED's.<br /> |
| + | Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED uitgaat, de rode LED's om-en-om gaan knipperen. |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= 555_3_LED_1_Wit_2__Rood.png | | |Bestand= 555_3_LED_1_Wit_2__Rood.png |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-10 | + | |Volgnummer= E16.02.08-11 |
| |Omschrijving= Schema van AKI met drie knipper-LED's | | |Omschrijving= Schema van AKI met drie knipper-LED's |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 189: |
Regel 197: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-07 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu wordt de witte LED aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd. | + | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-11 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu wordt de witte LED aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd. |
| | | |
− | In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). | + | In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de rode LED's om-en om aangestuurd, en is de witte LED gedoofd. |
− | Nu worden de rode LED's om-en om aangestuurd, en is de witte LED gedoofd. | |
| | | |
| ---- | | ---- |
Regel 198: |
Regel 205: |
| | | |
| === Vier rode en twee witte knipperende LED's (voor AKI) === | | === Vier rode en twee witte knipperende LED's (voor AKI) === |
− | Door drie extra LED's toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-07 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee sets van twee rode LED's, of een witte LED laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zullen de witte LED's gaan knipperen met de halve frequentie van de vier rode LED's.<br />Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED's uitgaan, de rode LED's (per twee) om-en-om gaan knipperen. | + | Door drie extra LED's toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-07 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee sets van twee rode LED's, of een witte LED laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zullen de witte LED's gaan knipperen met de halve frequentie van de vier rode LED's.<br /> |
| + | Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED's uitgaan, de rode LED's (per twee) om-en-om gaan knipperen. |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= 555_6_LED_2_Wit_4_Rood.PNG | | |Bestand= 555_6_LED_2_Wit_4_Rood.PNG |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-11 | + | |Volgnummer= E16.02.08-12 |
| |Omschrijving= Schema van AKI met zes knipper-LED's | | |Omschrijving= Schema van AKI met zes knipper-LED's |
| |Type= Schema | | |Type= Schema |
Regel 208: |
Regel 216: |
| }} | | }} |
| | | |
− | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-11 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd.<br /> | + | Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-12 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd.<br /> |
| In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de rode LED's (per twee) om-en om aangestuurd, en zijn de witte LED's gedoofd. | | In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de rode LED's (per twee) om-en om aangestuurd, en zijn de witte LED's gedoofd. |
| | | |
Regel 216: |
Regel 224: |
| |Bestand= Overweg_AKI_Bedrading-01.gif | | |Bestand= Overweg_AKI_Bedrading-01.gif |
| |Grootte= Gemiddeld | | |Grootte= Gemiddeld |
− | |Volgnummer= E16.02.08-12 | + | |Volgnummer= E16.02.08-13 |
| |Omschrijving= Bedradingsschema van de LED's | | |Omschrijving= Bedradingsschema van de LED's |
| |Type= Tekening | | |Type= Tekening |
Regel 222: |
Regel 230: |
| }} | | }} |
| | | |
− | De bedrading vanaf de schakeling (de print) naar de LED's bestaat uit in totaal 5 draden (A1, A2, A3, B1 en B2 in afbeelding E16.02.08-11 | + | De bedrading vanaf de schakeling (de print) naar de LED's bestaat uit in totaal 5 draden (A1, A2, A3, B1 en B2 in afbeelding E16.02.08-12 |
− | ). Met lettercode's en kleuren is aangegeven hoe de bedrading aangesloten dient te worden (zie ook het schema in afbeelding E16.02.08-12). | + | ). Met lettercode's en kleuren is aangegeven hoe de bedrading aangesloten dient te worden (zie ook het schema in afbeelding E16.02.08-13). |
| | | |
| ---- | | ---- |
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
Knipperschakeling met transistoren
Gemiddeld
|
Afbeelding: E16.02.08-01
|
Eenvoudig schema van knipper-LED met transistoren
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Schakeling om een LED te laten knipperen met korte lichtflitsen (lichtpulsen). Transistor T1 moet een C-type zijn (dus BC547C), anders werkt de schakeling niet goed.
De weerstand van 3,3 MΩ en de condensatorwaarde (Lees: Elco-waarde) bepalen de knipperfrequentie. De waarde van 180R geldt voor 20 mA LED's. Voor 2 mA LED's moet de waarde 1K8 of hoger zijn. De belastbaarheid van de, in deze schakeling, gebruikte weerstanden is ⅓ Watt.
Knipperschakelingen met een IC
Inplaats van transistoren, kunt u ook een IC toepassen. Dit scheelt weer tijd bij het opbouwen van de schakeling en heeft als bijkomend voordeel dat al door het wijzigen van de waarde van één component, het gedrag van de schakeling aan te passen is. De NE555 is uitstekend geschikt om er een knipperschakeling mee te maken, welke u kunt toepassen op uw modelspoorbaan.
|
|
|
Afbeelding: E16.02.08-02
|
|
Afbeelding: E16.02.08-03
|
Timer IC NE555
|
|
Inwendige opbouw van de NE555
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De NE555 is een IC, ontworpen voor gebruik in timers en multivibrator-toepassingen. De NE555 bestaat uit 23 transistoren, 2 diodes, en 16 weerstanden. Het blokschema van de NE555 ziet u in afbeelding E16.02.08-03. Het IC is in 1972 op de markt gekomen, en daarmee al meer dan 39 jaar (medio 2011) verkrijgbaar. Later verscheen er een uitvoering met twee stuks NE555 in één behuizing, en dat is de NE556. Deze kan inplaats van twee losse 555's gebruikt worden. Nog weer later verscheen een uitvoering met vier stuks 555 in één behuizing, en dat is de NE558. Deze kan inplaats van vier losse 555's (of twee losse 556's) gebruikt worden. Inwendig is het schema van de 558 iets gewijzigd/verbeterd t.o.v. de NE555. De 555 kan op drie verschillende manieren gebruikt worden:
- In A-stabiele mode: de 555 fungeert als oscillator. (bijv. in alarminstallaties en toongeneratoren).
- In Bi-stabiele mode: de 555 fungeert als flip-flop.
- In Mono-stabiele mode: de 555 fungeert als 'one-shot'. (bijv. in timer-toepassingen).
De aansluitingen van de NE555
Pinnummer
|
Naam
|
Doel / Functie
|
1 |
GND |
De massa (min), de 'lage' waarde
|
2 |
TR |
Een korte puls, van 'hoog' naar 'laag' op de trigger, start de timer
|
3 |
Q |
Tijdens het tijdsinterval blijft deze ingang/uitgang op VCC
|
4 |
R |
Een tijdsinterval kan onderbroken worden door een korte 'lage' (0V) puls op de reset te zetten
|
5 |
CV |
De controlespanning laat elektriciteit (spanning) toe naar de interne spanningsdeler (⅔ VCC)
|
6 |
THR |
De nominale spanning waarbij het interval eindigt (het interval eindigt wanneer Uthr hoger is dan ⅔ VCC)
|
7 |
DIS |
Verbonden met een condensator of elco, waarvan de ontladingstijd het tijdsinterval zal beïnvloeden
|
8 |
V+ |
VCC De positieve voedingsspanning, die tussen 5 en 15 Volt moet liggen.
|
E16.02.08-04
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Bron: WikiPedia.org
|
Verklaring van de afkortingen:
GND = Ground CV = Contol Voltage TR = Trigger THR = Treshold
- Q = Uitgang DIS = Discharge R = Reset V+ = De positieve voeding-aansluiting
Q kan positief of negatief zijn. Deze aansluiting kan namelijk naar de plus of naar de min geschakeld worden, vandaar de ietwat vreemde aanduiding met Q
Kijkt u voor de zekerheid even op de links onderaan deze pagina voor de specificaties. Er zijn namelijk typen voor max. 15 Volt en voor max. 18 Volt! De belastbaarheid van de in deze schakelingen gebruikte weerstanden is ⅓ Watt.
In alle hier getekende schema's met de NE555 staat een instelpotentiometer (instelbare regelbare weerstand) P1, hiermee stellen we de knipperfrequentie van de schakeling in. Mocht de juiste frequentie niet gehaald worden in één van de eindstanden van P1, dan kunt u de waarde van C1 groter of kleiner nemen. Dus bij een te hoge frequente van het signaal, inplaats van een elco van 10 µF een elco met een waarde van 22 µF nemen. Bij een te lage waarde van de knipperfrequentie kunt u voor C1 een lagere waarde nemen. Eventueel kan ook de waarde van R1 vergroot of verkleind worden. Voor R1 geen kleinere waarde nemen dan 1K2.
Eén rode knipperende LED
|
Afbeelding: E16.02.08-05
|
Schema van knipper-LED met IC
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Voor bijv. het maken van een waarschuwingssignaal met één knipperende rode LED is de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) prima geschikt.
Twee rode knipperende LED's
|
Afbeelding: E16.02.08-06
|
Schema van twee knipper-LED's met IC
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door een extra weerstand en een extra LED te plaatsen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke de LED's om-en-om laat knipperen. Voor bijv. het maken van een overweg, met aan weerszijden van het spoor één knipperende rode lamp is de schakeling in afbeelding E16.02.08-06 prima geschikt. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in.
Twee knipperende of continue brandende witte LED's voor WUBO
Gemiddeld
|
Afbeelding: E16.02.08-07
|
Schema van twee knipper-LED's voor WUBO
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door de schakeling uit afbeelding E16.02.08-06 (hierboven) te voorzien van een dubbelpolig relais en de bedrading iets te veranderen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide LED's om-en-om laat knipperen. Ook hier stellen we met Potmeter P1 de knipperfrequentie in. Voor een voorbeeld van een geschikt relais, zie onderaan deze pagina, bij 'Meer informatie'.
Gemeenschappelijke Anode/Kathode bij seinen met LED's
|
Afbeelding: E16.02.08-08
|
De verschillende schema's bij gemeenschappelijke Anode of -Kathode
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De LED's in kant-en-klare seinen kunnen inwendig aangesloten zijn als 'gemeenschappelijke Anode' of 'gemeenschappelijke Kathode. In tekening E16.02.08-08 (hierboven) ziet u wat dit inhoudt. Links op de tekening (GA), ziet u de 'gemeenschappelijke Anode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Anodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. Rechts op de tekening (GK), ziet u de 'gemeenschappelijke Kathode'-aansluiting. Hierbij zijn beide Kathodes van de LED's in het sein met elkaar verbonden. We dienen dus bij kant-en-klare seinen te weten hoe de LED's inwendig (lees: in het sein) aangesloten zijn.
Dit wordt normaliter in de bijgeleverde documentatie van het sein vermeldt. Weet u dit niet, dan zult u met behulp van bijv. een universeelmeter (multimeter) moeten onderzoeken hoe de LED's inwendig aangesloten zijn. LET OP! Sluit nooit een kant-en-klaar sein, dat voorzien is van LED's, zomaar op een voedingsspanning aan, want dan hebt u zeer grote kans dat één- of meerdere LED's nooit meer branden.
WUBO-schakeling voor seinen met LED's met 'gemeenschappelijke Anode'
Gemiddeld
|
Afbeelding: E16.02.08-09
|
Schema van twee knipper-LED's voor WUBO
|
Schema gemaakt door: Menno Voorloop
|
De schakeling uit afbeelding E16.02.08-09 (hierboven) is voor seinen met LED's, voorzien van een gemeenschappelijke Anode-aansluiting, zoals in veel kant-en-klare seinen toegepast wordt. We hebben nu een knipperlichtschakeling welke twee witte LED's continue laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide witte LED's om-en-om laat knipperen.
Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-09 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's continue aangestuurd. In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de witte LED's om-en om aangestuurd. Transistor T1 inverteert (keert de polariteit om van) het signaal dat op pin 3 van het IC staat.
Om de knipperfrequentie in te kunnen stellen, kunt u R2 door een instelPotentiometer van 500K vervangen.
Vier rode knipperende LED's
|
Afbeelding: E16.02.08-10
|
Schema van vier knipper-LED's met IC
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door twee extra LED's toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke de vier LED's om-en-om laat knipperen. Hierbij branden altijd twee LED's tegelijkertijd. Voor bijv. het maken van een overweg met een AKI-installatie met aan weerszijden van het spoor twee afwisselend knipperende rode lampen is de schakeling in afbeelding E16.02.08-06 prima geschikt. We sluiten de LED's zo op de schakeling aan, dat er telkens twee LED's aan weerszijden tegelijkertijd knipperen (het schema van de bedrading volgt z.s.m.) Ook hier stellen we met potmeter P1 de knipperfrequentie in.
Twee rode en een witte knipperende LED (voor AKI)
Door een extra LED én een relais toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-05 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee rode LED's, om-en-om laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zal de witte LED gaan knipperen met de halve frequentie van beide rode LED's.
Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED uitgaat, de rode LED's om-en-om gaan knipperen.
Gemiddeld
|
Afbeelding: E16.02.08-11
|
Schema van AKI met drie knipper-LED's
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-11 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu wordt de witte LED aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd.
In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de rode LED's om-en om aangestuurd, en is de witte LED gedoofd.
Vier rode en twee witte knipperende LED's (voor AKI)
Door drie extra LED's toe te voegen aan de schakeling in afbeelding E16.02.08-07 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling welke twee sets van twee rode LED's, of een witte LED laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode LED's uitgaan, zullen de witte LED's gaan knipperen met de halve frequentie van de vier rode LED's.
Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte LED's uitgaan, de rode LED's (per twee) om-en-om gaan knipperen.
Gemiddeld
|
Afbeelding: E16.02.08-12
|
Schema van AKI met zes knipper-LED's
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Voor de duidelijkheid is het schema in afbeelding E16.02.08-12 (hierboven) tweemaal afgebeeld. In figuur A staat het relais getekent in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte LED's aangestuurd, en zijn de rode LED's gedoofd.
In figuur B staat het relais getekend in de 'werkstand' (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in 'aangetrokken'). Nu worden de rode LED's (per twee) om-en om aangestuurd, en zijn de witte LED's gedoofd.
Het bedradingschema voor de AKI-schakeling
|
Afbeelding: E16.02.08-13
|
Bedradingsschema van de LED's
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De bedrading vanaf de schakeling (de print) naar de LED's bestaat uit in totaal 5 draden (A1, A2, A3, B1 en B2 in afbeelding E16.02.08-12
). Met lettercode's en kleuren is aangegeven hoe de bedrading aangesloten dient te worden (zie ook het schema in afbeelding E16.02.08-13).
De knipperfrequentie van een AKI
Bij het grootspoor knipperen de rode lampen van een AKI met een frequente van 90 keer per minuut. De witte lamp knippert op de helft van die frequentie (45 keer per minuut). Bij het modelspoor is die frequentie van 90 per minuut eigenlijk te laag, omdat ons rijdend materieel (en eventuele scenery) een stuk kleiner is. Zou u echter die 90 knipperingen per minuut omrekenen naar bijv. schaal H0, dan verkrijgt u een veel te hoge frequentie. We moeten daarom een iets hogere knipperfrequentie kiezen dan bij het grootspoor, om onze modelspoor-AKI er natuurgetrouw uit te laten zien. Een frequentie van 100 tot 110 per minuut komt dan veel natuurgetrouwer op ons over. Maar dit is ook weer een kwestie van persoonlijke smaak. U kunt het beste de frequentie van de AKI-schakeling zo instellen dat u er tevreden mee bent, want daar gaat het in modelspoorland toch eigenlijk om.
Meer informatie