Schakeltechnieken voor leds: verschil tussen versiesUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie van 26 dec 2015 om 18:28
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
InleidingBij het gebruik van LED's voor knipperschakelingen, zoals voor een AKI, missen we iets. Bij de echte AKI zijn gloeilampen toegepast, en die hebben de eigenschap dat ze nagloeien wanneer ze uitgeschakeld worden. Een LED echter, dooft meteen, zodra de voedingsspanning uitgeschakeld wordt. Met behulp van wat extra componenten is het mogelijk om ook een LED na te laten gloeien, zodat het lijkt alsof de LED een echte gloeilamp is. U zou de volgende schakeling een 'LED-nagloei-nabootser' kunnen noemen. De testschakeling
Voor de diode werd, om zo weinig mogelijk spanningsverlies te hebben, geen 1N4148 gebruikt, maar een BAT85 (een zogenaamde Schottky diode). Dit vanwege de lage spanningsval over dit type diode en het snelle schakelgedrag. De BAT85 heeft een spanningsval van ongeveer 0,45 Volt. Dat verschilt behoorlijk met de 1N4148, die een spanningsval van ongeveer 0,9 Volt heeft. De uiteindelijke schakeling
Daarom werd een weerstand parallel aan de elco gezet, om er voor te zorgen dat deze helemaal ontladen werd. Na enig testwerk bleek een waarde van 68k het beste te voldoen. Door het parallelschakelen van elco C4 en weerstand R4, trad een onverwacht neveneffect op. Omdat de elco elke keer ontladen word, duurt het, bij het inschakelen van de LED, telkens een fractie van een seconde, voordat de LED op volle sterkte brand, omdat eerst de elco weer opgeladen moet worden. Dit 'opstarteffect' zien we ook bij een echte gloeilamp van een AKI, die ook niet meteen op volle sterkt brandt. Ofwel, twee vliegen in één klap.
De truc met C4 en R4 kan niet zondermeer bij LED D1 toegepast worden, omdat de D1 rechtstreeks aan de plus van de voeding zit, en de onderkant van de LED via R2 aan de uitgang van het IC zit (zie: schema 01 en 02). Wanneer het IC zijn uitgang (pin 3) op 12 V= zet, krijgt de buffer-elco aan beide zijden 12 V=. En dan werkt het buffer-schakelingetje, zoals toegepast bij LED D2, niet goed. We moeten dus LED D1 via een transistor aansluiten (zie: schema 03), en de min-zijde van de buffer-elco (C5) aan de min van de voeding leggen. Wanneer het IC zijn uitgang op 0 V= zet, krijgt de basis van T1 een negatieve spanning, en gaat in geleiding. De elco krijgt nu 12 V=, en omdat de onderzijde van de buffer-elco aan de min van de voeding zit, wordt deze geladen. Wanneer het IC zijn uitgang op 12 V= zet, krijgt de basis van T1 een positieve spanning en gaat uit geleiding (de transistor spert). C5 ontlaadt zich nu via D1 en weerstand R2.
Na de test met de 5 mm LED's, werden een paar witte 3 mm LED's in het breadboard gestoken.
Gekleurde LED'sUiteraard werden ook een aantal tests uitgevoerd met gekleurde LED's. Bij het gebruik van gekleurde 3 of 5 mm LED's, zoals rode, oranje, groene of gele, dient de waarde van C4 en C5 te worden vergroot tot 330 microFarad, 470 microFarad of 680 microFarad (even uitproberen). Door de gekleurde kunststof van de LED wordt het licht nogal gedempt. Daarom dient het uitdoven iets trager te verlopen, omdat het uitdoof-effect anders niet, of nauwelijks, is te zien. Bij de gekleurde LED's bleken R4 en R5 niet nodig te zijn, omdat deze LED's niet flauwtjes gloeiden in de uit-fase. Bij SMD-LED's zit er geen dikke laag kunststof in de weg, en is het uitdoof-effect iets beter zichtbaar.
De weerstanden zijn allen van het ¼ Watt type. De voedingsspanning van de schakelingTijdens het testen is ook gekeken bij welke spanning de schakeling nog goed functioneerde. Gebleken is dat zelfs bij een spanning van zes volt alles prima werkte. Bij de maximale spanning van 15 Volt deed de schakeling ook wat er van verwacht werd. De schakeling is dus bruikbaar in het gebied van 6—15 Volt.
Meer informatie
|