Straatverlichting met gloeilampjes: verschil tussen versiesUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie van 11 mrt 2016 om 18:33
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Ronald Koerts
Verlichting op de modelspoorbaanOp een modelbaan hoort straatverlichting of openbare verlichting, uw Preisers en modelauto's moeten ook in het donker iets kunnen zien. Daarvoor worden door veel fabrikanten lichtmasten geleverd, maar u kunt ze ook zelf bouwen. U kunt er voor kiezen om uitsluitend een situatie bij daglicht weer te geven, met niet-werkende verlichting, maar tóch zult u lantaarnpalen willen aanbrengen, al-dan-niet werkend.
Soorten verlichting- WegverlichtingDit is alle straatverlichting voor het verlichten van wegen, fietspaden en voetpaden in de dorpen. Buiten het dorp worden meestal alleen de gevaarlijke punten, zoals kruispunten en overwegen, verlicht door een enkele lichtmast.
- Stations- of emplacementverlichtingStations en emplacementen (goederenaansluitingen, losperrons, opstelterreinen) worden meestal ook verlicht door hoge lichtmasten. Deze staan naast of tussen de sporen en verlichten een groot deel van het station of het emplacement.
- PerronverlichtingIn het donker staan wachten op uw trein kan niet, daarom dienen de perrons ook verlicht te worden. Hiervoor gebruikt men meestal op de kleinere stations gewoon hoge of lage lichtmasten. In vroeger tijden werden eerst gaslantaarn gebruikt, later gevolgd door elektrische verlichting. In het begin van de twintigste eeuw waren dat eerst gloeilampen, later natriumdamplampen (geel), gevolgd door de TL-buizen. In het kader van de energiebezuiniging worden sinds 2005 voorzichtig de eerste experimenten met LED-verlichting uitgevoerd.
- Aanlichtverlichting (strijklicht of in het Engels: floodlight)Bijzondere gebouwen als kerken, molens of gemeentehuizen worden soms ook in het licht gezet. Hierdoor worden deze gebouwen een mooi baken in het donker. Hiervoor worden meestal vérstralers en spots gebruikt.
Moderne of nostalgische verlichting?Alles is mogelijk. Het ligt aan het tijdperk waarin u de modelbaan gesitueerd hebt. Veel fabrikanten leveren zowel hedendaagse, heel moderne verlichting, als nostalgische verlichting voor vroegere tijden. U kunt kiezen voor vrijstaande verlichting of voor aan de muur van een gebouw bevestigde verlichting. Ook aan de houten palen van het bovengrondse elektriciteitsnet waren vaak enkele lampen aangebracht (thans nauwelijks meer te vinden).
Met een lampje of met een LED?Voor functionerende verlichting kunt u zowel lampjes alswel LEDjes toepassen. Meer-en-meer fabrikanten leveren lichtmasten en lantaarns voorzien van een LED, want verbruiken veel minder stroom dan lampjes. Dus bij gebruik van LED-lantaarns kun u er meer op een transformator aansluiten. Een lampje verbruikt 50 tot 100 milliAmpère en een LED ongeveer 12 milliAmpère, iets mèè indien u ze feller laat branden. In principe kunt u dus ongeveer vijf keer zoveel lantaarns met daarin een LED aansluiten, dan lantaarns met een lampje. Zie voor meer informatie over het toepassen van LED's het artikel: LED voorschakelweerstand berekenen en het artikel Hoe sluit u LED's aan? bij 'Meer informatie).
Wisselspanning of gelijkspanning)Dat maakt in principe niets uit. Een lampje brandt zowel op wisselspanning als op gelijkspanning. Met een LED moet u wel even oppassen bij gebruik van gelijkspanning. Indien de LED niet brandt, kan het goed zijn dat de aansluitingen zijn verwisseld en dus juist in de sperrichting zijn aangesloten. Vergeet bij gebruik van LED's tevens de voorschakelweerstand niet! Kijk elders in de encyclopedie voor het correct aansluiten van LEDs.
Welke spanning? (hoe hoog moet de spanning zijn?)De meeste fabrikanten leveren lampjes voor 12 tot 16 Volt. Zij verkopen meestal ook transformatoren die deze spanning leveren. U kunt lampjes van een lager voltage wel aansluiten op zo'n trafo, maar dan in serie of met een extra weerstand, om de spanning te verlagen.
Heeft u een aparte transformator nodig?Wanneer u een digitale baan hebt, zult u een extra transformator nodig hebben. Dit omdat de meeste digitale systemen geen aansluitingen voor lampjes hebben. Bij een analoge baan heeft de treintransformator vaak een aansluiting voor lampjes, meestal wisselspanning, wat dan aangegeven wordt met het symbool ~. Bij weinig lampjes kunt u deze gewoon aansluiten op de wisselspanningaansluiting van uw treintrafo. Bij gebruik van veel lampjes of LED's moet u een extra transformator aansluiten. Dat is afhankelijk van het vermogen dat de bestaande transformator kan leveren.
Hoe aan te sluiten?Het is natuurlijk heel simpel om de twee draadjes direct op de transformator aan te sluiten. Helaas gaan de lampjes dan meteen branden, en ze blijven branden totdat u de transformator uitzet. Met een schakelaar ertussen, kunt u de verlichting laten branden op het moment dat u dat zelf wilt. Veel modelspoorfabrikanten leveren schakelaars, maar u kunt ze ook kopen bij een elektronicawinkel en zelf inbouwen in een bedienings- en/of schakelpaneel. Zie ook de plaatjes hieronder voor nadere uitleg.
Hoe moet u meerdere lampjes aansluiten?Er zijn een aantal manieren om meerdere lampjes op een stroombron aan te sluiten. Hieronder staan de twee belangrijkste aangegeven:
- Serieël aansluitenDit gaat eigenlijk net zoals bij de oude kerstboomverlichting. Alle lampjes zijn met elkaar doorverbonden. Het nadeel is, dat wanneer er één lampje of LED kapot is, de rest ook meteen uitgaat. Daarnaast moet u van tevoren berekenen hoeveel lampjes of LED's achter elkaar aangesloten kunnen worden. Voor lampjes kunt u dat gemakkelijk doen met de formule: 'Voltage van de transformator' gedeeld door 'voltage van één lampje' = 'maximaal aantal aan te sluiten lampjes'. Voor LED's, zie het artikel LED voorschakelweerstand berekenen bij 'Meer informatie'.
- Parallel aansluitenHierbij worden alle lampjes apart aangesloten op een 'centrale voedingsleiding'. Gaat één lampje kapot, dan blijft de rest branden. Het voltage van de lampjes moet hetzelfde of hoger zijn dan die van de transformator, anders brandt het lampje door.
De hoeveelheid lichtOp heel veel modelspoorbanen ziet u dat straten doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... Anders krijgt u van die situaties dat de hele straat wordt verlicht door één straatlantaarn. In werkelijkheid ziet u rondom een straatlantaarn onder de lantaarn een heldere lichtcirkel, een stukje verderop is de straat maar heel weinig verlicht. Door te spelen met weerstanden in het circuit is het mogelijk de lichtopbrengst in te stellen.
Extra effectenMet extra elektronica is eigenlijk alles mogelijk. Gaslantaarns die langzaam aangaan of langzaam doven. Een lamp die op gezette tijden gaat flikkeren (of knipperen) alsof deze kapot gaat. De nieuwste elektronica is via de computer te programmeren en kan meerdere programma's draaien (lees: diverse lichteffecten tonen). Dus ook bediening met de computer behoort tot de mogelijkheden.
Zelfbouw of kant-en-klaar kopen?Het zelf bouwen van lantaarns is goed te doen, het kost alleen maar wat materiaal, geduld en tijd. Op het Internet zijn zeer veel bouwhandleidingen te vinden. De kosten voor het zelfbouwen zijn meestal lager dan het kopen van kant-en-klare lantaarns. Er zijn tientallen leveranciers en fabrikanten die lantaarns en lichtmasten leveren. Meer informatie
|