Modelbouwgeschiedenis: verschil tussen versiesUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie van 22 nov 2017 om 11:19
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Erwin Hogeling - Bewerkt door Fred Eikelboom
Dit artikel behandelt slechts een deel van een omvangrijk onderwerp. De geschiedenis van modelbouw hangt met de geschiedenis van speelgoed en speeltuig samen. Maar ook zijn de geschiedkundige gebeurtenissen van de rest van de wereld van invloed geweest op allerlei elementen en aspecten van de modelbouwwereld. De modelbouwwereld is een wereld op zich, naast dat het natuurlijk de verbeelding van de werkelijkheid is. Spelen en spelletjes zijn al zo oud als de mensheid zelf. Elk kind speelt, om later daar voordeel uit te kunnen halen bij het echte levensonderhoud en ook volwassenen spelen spelletjes ter ontspanning, maar ook ter voorbereiding. Wanneer in de 19de eeuw de massaproductie ontstaat, wordt er ook speelgoed geproduceerd, daarmee worden ook de speelgoedwinkels opgestart.
Voor de generaals ten tijde van oorlogvoering was het gebruikelijk om met schaalmodellen een idee van de omgeving en gebouwen te maken, om zo een goede voorstelling te kunnen krijgen en een gedegen strategie te kunnen bepalen voor de soldaten werkelijk het gevecht aangingen. Hele kastelen en steden zijn op die manier op schaal uitgewerkt. Zo ook zijn kaarten ontwikkeld. Ten tijde van de industrialisering kon men van tin soldaatjes vervaardigen. Deze zijn toen niet alleen voor de oorlogvoering gebruikt maar werden ook als speelgoed op de markt gebracht. Ook toen de eerste stoommachines en weefgetouwen werden ontwikkeld werden deze eerst op schaal uitproberen voor dat er werkelijk een uitvoering werd gemaakt. Hierdoor bestond de modeltrein al eerder dan de echte trein zelf (1784, Schotland. Uitgevoerd door William Murdoch): voor de ontwikkeling van de railsystemen in de kolenmijnen werden eerst modellen gemaakt. Vanaf halverwege de 19de eeuw begonnen de eerste fabrieken met het vervaardigen van kinderspeelgoed. Merken als Bachmann, Märklin en Fleischmann kwamen op de markt met blikken, tinnen of houten speelgoed op grote schaal. Echter toen de eerste treinen begonnen te rijden kwamen ook de speelgoedversies op de markt: zonder rails. Deze zogenaamde ‘carpet railways’ (tapijt hobbelaars), waren speelgoedtreinen, sommigen met opwindbare mechanismes, andere echte ‘live steam’ modellen, zonder rails en zonder wagons. De 'live steam' versies waren niet op veiligheid getest, zodat in die tijd het nog wel eens gebeurde dat een model explodeerde. Veel van deze speelgoedtreintjes werden vervaardigd in Birmingham, waardoor ze al gauw de bijnaam Birmingham Dribbles kregen.
In 1833 was Bachmann gestart met de vervaardiging van speelgoed voor de welgestelde kinderen met speelgoed in hout. In 1850 begon een kleine firma van drie broers Lines met het vervaardigen van speelgoed in Victoriaanse stijl. Deze firma startte onder de naam G & J Lines Ltd en zou later Lines Bros gaan heten en tot een van de grootste speelgoedfabrieken van de wereld gaan behoren. Theodor Friedrich Wilhelm Märklin startte in 1859 als loodgieter in Göppingen een atelier voor het maken van poppenhuis artikelen zoals keukentjes en andere keukenartikelen.
In navolging van Märklin begon Fleischmann in Neurenberg rond 1887 een blikken speelgoedfabriek waarbij vooral schepen, vliegtuigen en werkende stoommachines werden gemaakt. Deze waren uitgevoerd in gelakt blik. Er werd nog niet gekeken naar accuraatheid of juiste spoorbreedte. Het was speelgoed en er waren ook geen klachten over schaalverhoudingen. Als het model maar een klein beetje op het origineel leek was het al snel goed. Er waren toen direct al drie systemen: breed, middel en smal (resp: 75mm, 54mm en 48mm). Later in datzelfde jaar zou Märklin met een licht accurater model (schaal 0) komen.
Thomas Davenport was een smid uit Amerika geboren in 1802, die zeer geënteresseerd was in alle nieuwe mogelijkheden. Als leerling trok hij met Joseph Henry rond en leerde hij van de proeven met elektronica. Deze proeven ging hij toepassen in de smederij en realiseerde zo de eerste gelijkstroomcommutatormotor. Met deze motor kon hij in 1835 een kleine versie van een locomotief zelfstandig op een rails laten rijden. Hiermee heeft hij de eerste elektrische trein op zijn naam staan. Echter was dit een éénmalige bouw en is dit verder nooit in productie genomen. Toen elektriciteit aan het begin van de 20ste eeuw algemeen begon te worden, zijn ook de speelgoedtreinen voorzien van elektromotoren i.p.v. de minder handige opwindmechanismen. In opvolging van de strijd om Gelijkstroom of Wisselstroom voor huisaansluitingen, koos Märklin voor wisselstroom als krachtbron voor de kleine elektromotoren. Omdat de meeste modellen nog steeds van blik waren, was stroomtoevoer middels de wielen van de trein niet mogelijk en moest er dus een derde rails worden toegevoegd aan de uitvoering van de rails. Ook hier gold ook weer dat de uitvoering vooral met het oog op speelgoed was, en minder op accuraatheid. De rails was dan ook uitgevoerd in omgevouwen blikken lijntjes, gemonteerd op metalen strippen, één aan het begin van een railstuk één aan het andere eind en één in het midden. Na het grote succes van Märklin en hun tentoonstelling op de Duitse Speelgoed Beurs (Die Leipziger Messe) in 1891, werden door meerdere speelgoedfabrikanten trein modellen op de markt gebracht. Sommigen sloten aan op de door Märklin gezette maatvoeringen, maar ook vele anderen volgden met eigen ideeën en maatvoeringen, zodat in een kleine tijd vele diverse niet samen te voegen systemen op de markt kwamen: Bing, Bub, Carette, Falk, Issmayer en Kraus Fandor. Omdat er omtrent elektriciteit nog niet zo heel veel bekend was en omdat niet elke energiebedrijf dezelfde aansluiting aan zijn klanten bood (12V, 24V, diverse spanningswaarden) kwamen er ook diverse aandrijfsystemen op de markt. Sommige uitvoeringen hadden zelfs een stekker die direct in het stopcontact gestoken kon worden zonder transformator.
Door de Eerste Wereldoorlog werden de diverse markten van elkaar gescheiden waardoor elke industrie zijn eigen systeem gemakkelijker binnen zijn eigen regio kon afzetten en kon laten groeien. Zo begon in de Verenigde Staten een ontwikkeling met diverse kleine firma's in speelgoed en treinen gebaseerd op de treinen van Märklin, echter door de scheiding met de Europese markt, werden de treinen en de toebehoren verder ontwikkeld naar eigen inzicht. In Amerika kwamen de firma's Hornby en American Flyer zo met hun eigen systemen en modellen. Tussen de twee oorlogen in kwamen de markten weer wat dichter bij elkaar en werd er geconcurreerd op diverse gebieden: krachtbron, railmaat en schaalverhoudingen. Er waren locomotieven die handmatig konden worden voortgeduwd, of door een opwindmotor (zg. uurwerk), er zijn zelfs treinmodellen geweest met een trektouwtje, maar zeker ook een elektromotor. Nadat Märklin zijn schaal 0 had gevestigd, kwamen andere firma's met kleinere schalen. Zelfs één firma maakte treinen in een schaalverhouding waardoor een treinbaan op een tafel uitgezet kon worden: Bing. Een revolutie met als gevolg dat diverse firma's sneuvelden en Märklin kon steunen op hun eigen systeem, waar veel mensen toch al mee bekend waren en Bing vanwege hun nieuwe tafel-systeem steeds populairder werd. In 1927 verliet Stephan Bing de firma en startte het bedrijf Trix. Toen in 1937 voor firma Bing het doek viel vanwege de economische crisis, nam Trix het stokje voor het maken van treinen van Bing over. Op last van de overheid moest echter zo min mogelijk gebruik gemaakt worden van materialen, waardoor Trix overging op een nog kleinere schaal: ongeveer 1:90 deze schaal werd genoemd: Trix Express. Een reden voor Märklin om de M-rails op de markt te brengen.
In 1935 verhuisde Stephan Bing een deel van de firma naar Engeland. Tweede wereldoorlogTijdens de oorlog werd Neurenberg (het centrum van de modelspoor fabrikanten) flink gebombardeerd met als gevolg dat enkele fabrieken platgelegd werden en alle modelbouw fabricage stil kwam te liggen. Niet alleen door de bombardementen, maar ook omdat de overheid alle grondstoffen nodig had voor de oorlog was productie vaak niet mogelijk. Na de oorlog kwam de productie heel langzaam weer op gang. Hoewel er wel vraag was naar speelgoed, konden vele merken niet goed leveren. Omdat vaak alleen op korte distributie routes kon worden gewerkt kwamen een aantal kleine speelgoedfabrikanten op de markt zoals Rivarossi en Trix. Trix kwam als eerste terug in 1948 met (zeker voor die tijd) zeer gedetailleerde modellen in schaal H0. Waarbij zelfs de stangen en leidingen zichtbaar op het model gemonteerd waren. Märklin startte met de productie van modelauto's als concurrent voor Dinky Toys en maakte het mogelijk, met een aanpassing, dat Meccano bouwwerken met Märklin treinen en rails samen konden werken. In navolging van Fleischmann gingen ook Trix en Rivarossi over op gelijkstroom. Na 1960 heeft de modelbouw voor treinen vleugels gekregen. Waar ook weer diverse merken gestart zijn met eigen systemen en schalen, zo heeft de firma Arnold in 1960 impuls gegeven aan schaal N (1:160), welke door Fleischmann en Trix gevolgd werden. Als reactie hierop ontwikkelde Märklin zijn schaal Z (1:220). Ook in Amerika startte de grote concurrentie rond modeltreinen tussen A.C. Gilbert die dan American Flyer al had opgekocht, maar onder American Flyer bleef uitbrengen en Lionel onverminderd verder. Ives was door Lionel en American Flyer gezamenlijk al weggeconcurreerd en door beiden deels overgenomen, maar andere namen zoals Marx en Bachmann stapten ook in de markt met treinen, maar hebben nooit echt deelgenomen aan de grote concurrentie tussen Lionel en A.C. Gilbert omdat zij de treinen niet als hoofdzaak van hun business hadden gemaakt. Zowel A.C. Gilbert als Lionel gingen over op schaal H0 en beconcurreerden elkaar op realisme, maar ondanks alle inzet kwamen beide merken niet meer op het niveau als vóór de oorlog. De ontwikkelingen uit de Tweede Wereldoorlog, gemaakt voor de legers om de gevechten efficienter en krachtiger te maken, zijn na de Tweede Wereldoorlog in de huiskamers geïntroduceerd, zoals Plastic en Telefonie. Deze doorvoering van deze technologische ontwikkelingen zijn ook naar de modelbouw vertaald. Bakeliet werd vervangen door plastic, waarmee ook details beter uit te beelden waren. Elektrische schakelingen werden uitgedacht en toegepast, waardoor opeens meer dan één trein tegelijk te besturen was. Met de komst van de computer naar de commercie werd dit ook toegepast in de modelbouw. Radiografie kwam eerst met scheeps-, vliegtuig-, en automodelbouw maar heeft ook in de treinmodelbouw zijn intrede gedaan. Industriële ontwikkelingen in de USA en snellere manieren van verzenden hebben diverse markten weer dichter bij elkaar gebracht. Zo ook informatie. Eerst middels nieuwsbladen, later middels telefoon en beelden. De modelbouw na de Tweede Wereldoorlog is in een rap tempo ontwikkeld naar een natuurgetrouwer beeld. Toch heeft het vrij lang geduurd voordat hobbyisten de stap maakten naar realistisch bouwen. Vanaf 1960 kunnen we wel zeggen dat de modelbouw zich gevestigd heeft, met een gedegen schalen-indeling en een selectieve hoeveelheid aandrijvingen. Hoewel nog steeds ontwikkelingen zijn binnen deze markt, is de echte opstart van de hobby hiermee wel tot een eind gekomen. De geschiedenis zal zich blijven ontwikkelen en schrijven, naargelang de tijd voortschrijd. Modelbouw heeft de status 'speelgoed' ook al voorbijgestreefd, want waar de treinen ooit begonnen als speelgoed vooral voor kleine kinderen, laat u de perfect gedetailleerde versie van de laatste stoomtrein (als voorbeeld) liever niet in de kleine handjes achter. De hobbyisten zijn door de jaren heen veeleisender geworden en daarmee de hobby ook duurder. Realisme is een sterker onderdeel geworden dan de speelgoed gradatie van de objecten. Chronologisch overzichtVoor het overzicht volgt hieronder een kleine opsomming van de geschiedenis aan de hand van een tijdlijn.
Gerelateerde termen: Marklin, Maerklin, Mærklin
Meer informatie
Overgenomen van "https://encyclopedie.beneluxspoor.eu/index.php?title=Modelbouwgeschiedenis&oldid=44630"
Verborgen categorie: |