Aansluiten leds op een seindecoderUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
De driekleuren-LED is prima geschikt om een sein mee te maken. Met één driekleuren-LED hebben we, bij toepassing van bijv. een DR425 seindecoder, de beschikking over een sein met daarin maar één component. Normaliter zou u twee of drie losse LED's moeten toepassen voor hetzelfde effect. In tekening E16.03.06-01 zijn de schema's weergegeven voor de Common Anode (links) en de Common Kathode (rechts) versies. Omdat de gele draad, welke normaliter het gele licht aanstuurt, hier niet aangesloten kan worden, hebben we de keuze uit rood of groen licht.
De firma Conrad heeft Common Kathode driekleuren-LED's in het assortiment met een diameter van drie mm. Deze zijn prima te gebruiken voor de rechter schakeling in schema E16.03.06-01 en schema E16.03.06-04. Het typenummer is: L-115WEGW. Het bestelnummer is: 180249 8A. Wanneer de seindecoder zo ingesteld kan worden dat bij adressering voor 'geel', de rode en groene draad tegelijkertijd geactiveerd (lees: ingeschakeld) kunnen worden, dan kunt u de driekleuren-LED zonder meer op deze wijze aansluiten. Kan dit gedrag niet via de decoder geregeld worden, dan dient u een 'twee maal om'-relais toe te passen, bijv. Conrad 504821 8A. Dit is een relais dat op nominaal 4,5 Volt werkt, maar al bij 1,5 Volt aantrekt. Toepassing van een relaisWilt u, wanneer de decoder hier niet op in te stellen is, ook het gele licht kunnen gebruiken (rood en groen samen geeft als mengkleur geel, zie: schema E16.03.06-02), dan moeten we een relais toepassen. Het relais zorgt ervoor dat beide LED's tegelijkertijd aangestuurd kunnen worden, maar tevens dat de groene of de rode LED afzonderlijk aangestuurd kunnen worden. Waar u goed op moeten letten is, dat de seindecoder voldoende stoom kan leveren om zowel de driekleuren-LED als het relais te voeden. Bij de DR425 mag een ingang/uitgang maximaal 100 mA leveren. Dus uitgaande van een LED-stroom van 15 mA blijft er nog 100 - 15 = 85 mA over voor het relais. De werking van de Common Anode-schakeling bij toepassing van een relaisWanneer het relais in de rustpositie staat, zijn de kathodes van beide LED's niet met elkaar verbonden en kan via de groene of rode draad, één van de LED's, door de seindecoder, met de massa worden verbonden (zie: schema E16.03.06-03). Het sein geeft dan, of groen, of rood licht. Wanneer de gele draad door de seindecoder aan de massa geschakeld wordt, zal de relaisspoel spanning krijgen, omdat één zijde van de relaisspoel met de plus verbonden is. Het relais zal nu 'omklappen' en daardoor worden de beide Kathodes met elkaar verbonden. Omdat er nu stroom loopt via de blauwe draad, de beide LED's en de NO-contacten naar de massa (de gele draad), zullen beide LED's gaan branden, en geeft de driekleuren-LED geel licht.
De werking van de Common Kathode-schakeling bij toepassing van een relaisWanneer het relais in de rustpositie staat, zijn de Anodes van beide LED's niet met elkaar verbonden en kan via de groene of rode draad, één van de LED's, door de seindecoder, met de plus worden verbonden (zie: schema E16.03.06-04). Wanneer de gele draad door de seindecoder aan de plus geschakeld wordt, zal de relaisspoel spanning krijgen, omdat één zijde van de relaisspoel met de massa verbonden is. Het relais zal nu 'omklappen' en daardoor worden de beide Anodes, via beide NO-contacten, met elkaar verbonden. Omdat er nu stroom loopt via de gele draad, de beide LED's en de 'NO'-contacten naar de massa (de blauwe draad), zullen beide LED's gaan branden, en geeft de driekleuren-LED geel licht. De oplettende lezer zal het opvallen dat beide schakelingen bijna identiek zijn. De enige verschillen zijn de toepassing van een Common Anode of Common Kathode-LED, de aansluiting van de blauwe draad op de plus (aansluiting A) of op de min (aansluiting C) en de positie van D1. Diode D1 (een 1N4148) zorgt er voor dat er geen gevaarlijk hoge inductiespanningspieken op de aansluitingen van de decoderprint kunnen komen te staan. Deze inductiespanningen ontstaan wanneer het relais afvalt (lees: terugkeert naar zijn rustpositie).
|