RailgeometrieUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Bron: Nederlandse Wikipedia - Bewerkt door Hans van de Burgt
WisselstratenBij grote stationsemplacementen, waar veel spoorlijnen samenkomen uit verschillende richtingen, zijn er vaak 'wisselstraten' (zie: afbeelding 01). Dit is een spoor dat de andere sporen diagonaal kruist met een reeks van Engelse wissels. Met een wisselstraat per richting kunnen de treinen in noodgevallen van elk spoor naar alle andere sporen gestuurd worden. Zo kan bijvoorbeeld bij verstoringen, elk perronspoor voor iedere bestemming gebruikt worden.
Op hoofdsporen worden de wissels meestal centraal bediend, maar op industriesporen moeten de wissels handmatig worden omgelegd d.m.v. een zogenaamde 'wisselsteller' (zie: afbeelding 02), meestal door de machinist.
WisselhoekDe hoekverhouding van een wissel bepaalt de snelheid waarmee het in de afbuigende stand bereden mag worden. In de rechtdoorgaande stand is de snelheid over het algemeen begrensd tot de plaatselijke snelheid. Veel voorkomende wisselverhoudingen in Nederland zijn 1:9, 1:12 en 1:15. Dit is de tangens van de wisselhoek. Voor hogere snelheden worden wissels met een nog kleinere hoek toegepast: 1:34,7 en 1:39. Van deze laatste liggen er momenteel drie in Nederland, allen zijn onderdeel van de Utrechtboog. Het 1:9-wissel is een wissel met scherpe boog (195 m). Dit wissel mag met maximaal 40 km/u bereden worden. 1:9-wissels komen veel voor op stationsemplacementen. Er zijn ook hogesnelheidswissels met op het afbuigende spoor een maximum snelheid tot 220 km/u.
SpoorafstandenVoor het landelijke spoorwegnet geldt bij meersporigheden (lees: 'situaties met meerdere sporen parallel') een uit veiligheids-oogpunt wenselijke spoorafstand van 400 cm hart-op-hart. Op stations, en bij perrons, houdt men echter 450 cm aan. In H0 (1:87) komt dat uit op 46 mm.
RailgeometrieWisselhoek en spoorafstanden bepalen in hoge mate de aard en vorm van de railfiguren. Om bijvoorbeeld van spoor te wisselen, heeft men te maken met (a) de lengte van de wissels en (b) de gekozen wisselhoek. Beide bepalen daarmee ook de feitelijk te realiseren spoorafstand. Nu is spoorwegmodelbouw altijd een compromis, en bij gebruik van standaard railmaterieel van bijvoorbeeld Fleischmann, Märklin, Roco of een railspecialist als Tillig, zult u zien dat dit behoorlijke consequenties heeft voor de layout van uw modelspoorbaan. De standaard spoorafstanden van de 'bekende' merken:
Om duidelijk te maken wat de consequenties van één-en-ander. zijn, geven we een railfiguur dat uitgewerkt is met verschillend railmateriaal. Vooral de gebruikte wisselhoek bepaald de lengte van de railfiguren.
Märklin K-rails
Tillig-Elite
Fleischmann
Roco-line
Emplacementen op uw modelspoorbaanUit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de lengte van de wissels relatief meer invloed heeft op uw modelspoorbaan dan alleen de per railmerk gedefinieerde hart-op-hart afstanden. Om een stationsemplacement weer te geven, dient u immers twee van de getoonde of vergelijkbare wisselstraten te gebruiken, tenzij u een kopstation wilt bouwen, want dan is er maar één nodig. Dat betekent dus dat u voor het van spoor wisselen alleen al tussen de 1,80 en 2,76 meter kwijt bent. Daartussen komen nog de opstelsporen waar u de treinen 'wegzet'. Bedenk dat deze sporen langer moeten zijn dan uw langste trein: locomotief en vier tot zes rijtuigen. Daar is in H0 (1:87) toch al snel 1,8 tot 2,5 meter voor nodig. Kunt u smokkelen? Ja, maar de keuze is aan u. Enkele merken leveren namelijk ook korte wissels, met doorgaans grotere wisselhoeken. Daarmee wint u behoorlijk wat ruimte voor uw opstelsporen. Meer informatie
Verborgen categorie: |