Persoonlijke instellingen

Diodeschakeling

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Rkoerts (overleg | bijdragen) op 19 mei 2010 om 22:03 (Meerdere ongedetecteerde baanstukken op één diodeschakeling)
Ga naar: navigatie, zoeken
E10.05 - Terugmelding - Vorige | Volgende - E10.06 - Geautomatiseerd rijden

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Ronald Koerts

35px


Inleiding

Deze schakeling staat genoemd in veel handleidingen van bezetmelders. De diodeschakeling is een hulpschakelingen om problemen met bezetmelding op basis van stroomdetectie te voorkomen. De schakeling zorgt ervoor dat de spanning van gedetecteerde stukken en niet gedetecteerde stukken gelijk gemaakt wordt.

Wanneer de diodeschakeling gebruiken?

Deze schakeling moet je toepassen als je digitaal rijdt en je bezetmelders gebruikt op basis van stroomdetectie voor de terugmelding aan je centrale en/of computer. Daarnaast heb je 'ongedetecteerde stukken' in je modelbaan.

Wat zijn ongedetecteerde stukken?

Dit zijn stukken in de modelbaan die niet zijn aangesloten op een bezetmelder.

Waarom gebruikt men ongedetecteerde stukken?

Een bezetmelder kost geld, of je deze nu zelf bouwt of kant-en-klaar gebouwd koopt. Er kunnen maar een beperkt aantal stukken op een bezetmelder worden aangesloten, maximaal 8 of 16 stukken. Hoe meer stukken je hebt, hoe meer bezetmelders je nodig hebt dus hoe duurder je modelbaan wordt. Sommige treinbesturingssoftware heeft de mogelijkheid om ook goed te werken als niet alle railstukken van de modeltreinbaan (denk bijvoorbeeld aan wisselstraten) op een bezetmelder aangesloten zijn. Dat bespaart kostbare aansluitingen op een bezetmelder. Maar dan moet je wel de diodeschakeling gebruiken om detectieproblemen te voorkomen.

Het schema

De diodeschakeling is vrij gemakkelijk na te bouwen, het enige dat je nodig hebt zijn een aantal diodes (1N4001), een weerstand van 4k7 (4700Ω) en een stukje experimenteerprintplaat. De meeste bezetmelders hebben een spanningsval (stapspanning) van 1,4 Volt. Daardoor staat op een baanstuk dat niet is aangesloten op een bezetmelder, een hogere spanning. Dit verschil kun je met twee diodes (die in serie staan) vereffenen. Doordat 'digitale spanning' een soort wisselspanning is, dien je twee keer twee diodes te gebruiken (zie afbeelding E10.05.01-01). De weerstand is optioneel, maar hij kan geen kwaad, het advies is dan ook, om deze er tussen te zetten.
E10.05.01-01.jpg
E10.05.01-01
Schema diodeschakeling


Je kunt natuurlijk voor ieder ongedetecteerd baanstuk een diodeschakeling bouwen en plaatsen maar dat is niet nodig. Met één diodeschakeling bij de versterker c.q. booster en een extra kabel bij je centrale voedingslijn of ringleiding kun je alle ongedetecteerde baanstukken voeden. Dan ziet het geheel uit als onderstaande schema.
E10.05.01-02.jpg
E10.05.01-02
Schema diodeschakeling, inclusief bezetmelders en rails

Meerdere ongedetecteerde baanstukken op één diodeschakeling

De diodeschakeling in het bovenstaande schema is geschikt voor één- of twee ongedetecteerde baanstukken die gelijktijdig bereden worden. Voor het aansluiten van meerdere ongedetecteerde baanstukken - waar meer treinen in rijden - moet je een zwaarder type diodes gebruiken (type geschikt voor meer Ampères), zoals de 1N5408 (3 Ampère) of de BYV28-200 (3,5 Ampère). Nog beter is het toepassen van een kant-en-klare gelijkrichtbrug die geschikt is voor meer Ampères (bijv. Type B40C5000 (zie afbeelding E10.05.01-03). Deze zijn verkrijgbaar bij de elektronicawinkel.Door het doorverbinden van de plus en de min van de bruggelijkrichter onstaat hetzelfde schema als wat we in afbeelding E10.05.01-01 zien.

300px 300px
E10.05.01-03
Doorverbinden van de bruggelijkrichter
Tekening: Fred Eikelboom.
E10.05.01-04
Aansluiten van de bruggelijkrichter
Tekening: Fred Eikelboom.

De aansluiting van de bruggelijkrichter op de centrale en de ongedetecteerde stukken doen we zoals in tekening E10.05.01-04 aangegeven is.
(DS staat voor Diodeschakeling).


E10.05 - Terugmelding - Vorige | Volgende - E10.06 - Geautomatiseerd rijden