Stappenplan locdecoderinbouwUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
Stappenplan DecoderinbouwDe voorbereiding Alvorens een decoder in te gaan bouwen, dienen we de volgende zaken op orde te hebben:
De loc moet analoog goed en betrouwbaar lopen. De motor moet dus 100% in orde zijn. Daarvoor controleren we het volgende:
Pas wanneer de loc analoog onberispelijk rijdt, kunnen we overgaan tot het inbouwen van de decoder. Indien de loc analoog niet goed rijdt, heeft het inbouwen van de decoder weinig zin. Dit leidt alleen maar tot ergernissen. Tip: Indien er Ledverlichting in de loc zit, controleer dan even met een multimeter wat de plus- en min-kant van de Led-aansluitingen zijn. Dat voorkomt onnodig opnieuw solderen wanneer later blijkt dat de bedrading verkeerd-om zit. Condensatoren Märklin heeft in zijn locs soms drie condensatoren, één zit direct tussen beide koolborstels, en twee zitten er dan tussen de afzonderlijke koolborstels en de locmassa. Die laatste twee moeten er zondermeer uit, anders wordt het stuursignaal van de motor kortgesloten naar massa, en dan loopt de motor zeer belabberd en/of is zeer slecht af te regelen. De inbouw We verwijderen een eventueel aanwezige dummy NEM-plug, en controleren, met behulp van een multimeter, of de koolborstelaansluitingen van de motor nergens contact maken met andere bedrading of met het chassis van de loc.
Bij oudere Fleischmann-motoren is één van de koolborstelhouders verbonden met het motorschild. Als je heel handig bent, kun je dit oplossen door die koolborstelhouder te isoleren van het motorschild. Wil je het probleem sneller oplossen, vervang dan het motorschild door een geïsoleerd exemplaar.
De koolborstelaansluitingen van de motor mogen alléén maar aangesloten zijn op de oranje en grijze decoderdraden.
Als dit in orde is, kunnen we de decoder aansluiten. Verwijder voorzichtig de Dummysteker. Daarna is het heel gemakkelijk: de NEM-steker van de decoder op de juiste wijze, voorzichtig, in de connector duwen. Op de print staat - als het goed is - een merkteken. Dit kan een sterretje (*) zijn, maar ook een pijltje (>).
E10.08.04-02
Indien het een sterretje (*) is, dan zorgen we dat de oranje draad vlak bij het sterretje komt te zitten. Staat er een pijltje, zoals in afbeelding E08.04.01 hierboven, dan moet de decoder vanaf de rechterkant tegenover het pijltje komen. Bevestig de decoder met zo weinig mogelijk dubbelzijdig tape (er moet zo veel mogelijk koellucht bij de decoder kunnen komen). Bevestiging van de decoder Bevestig de decoder met zo weinig mogelijk dubbelzijdig tape (er moet zo veel mogelijk koellucht bij de decoder kunnen komen). Smalle stripjes dubbelzijdige tape zijn het beste. Het verdient ten zeerste aanbeveling i.v.m. de noodzakelijke koeling van de decoder om - indien de decoder schuin of verticaal geplaatst wordt - de stripjes dubbelzijdige tape ook in verticale richting te plaatsen. De spanningsvoorziening We beginnen altijd met het aansluiten van de rode en de zwarte draad. De rode draad komt aan de rechterwielen van de loc. De zwarte draad komt aan de linkerwielen van de loc. Wat is nu links of rechts? Om een kort verhaal lang te maken: Rechts is die kant van de loc, die wanneer je in de loc staat en met je gezicht in de rijrichting staat, wanneer de loc in voorwaartse richting rijdt, aan de kant van je rechterhand zit (zie afbeelding E10.08.04.04 hieronder). Voor die enkeling die nou toevallig niet weet wat zijn rechterhand is: dat is de hand waar je duim links zit. :-)
De motoraansluitingen Daarna sluiten we de motor aan: de oranje draad gaat naar de + (plus)kant van de motor. De grijze draad gaat naar de — (min)kant van de motor. De plus-kant van de motoraansluitingen is die aansluiting waarbij, als de plusaansluiting van een 4,5 Volts batterij er op aangesloten is, de loc vooruit rijdt. (Let op! Test dit niet met de decoder aangesloten, want daar kan de decoder absoluut niet tegen.) Nu gaan we eerst testen of de loc wil rijden met aangesloten decoder. We dienen wel te zorgen dat alle loshangende draden nergens tegenaan kunnen komen, dus eventueel eerst goed isoleren. Zet de loc op het programmeerspoor en geef de loc een adres (in CV1 een nummer programmeren). Stel op de centrale het aantal rijstappen in, en stel op de decoder hetzelfde aantal rijstappen in (CV29). Kies in de centrale de loc met dat adres, en kijk of de loc goed vooruit- en achteruit wil rijden. Moet de loc vooruit rijden volgens de centrale, maar rijdt deze de verkeerde kant op, dan even de positie van de oranje en grijze draad op de motor omwisselen. Het zou overigens voor kunnen komen dat in CV29 de rijrichting omgekeerd ingesteld staat (bijvoorbeeld bij een al eerder in een andere loc gebruikte decoder). Dan even CV29 volgens de gebruiksaanwijzing instellen. (meestal CV29 = 2) De verlichting Is bovenstaande in orde, dan pas gaan we de verlichting aansluiten. Waarom ...? Stel dat je alle bedrading in één keer aansluit, en dat later blijkt dat de loc niet wil rijden door een defecte decoder. Dan mag je alles weer los gaan halen. Zonde van de tijd en het werk wat je er mee hebt. Controleer nu (indien er lampjes in de loc zitten), of de lampjes vrij zijn van het chassis. Is dat niet het geval, kijk dan in de gebruiksaanwijzing van je decoder hoe je het dan aan moet sluiten.
De frontverlichting ('het frontsein') sluiten we als volgt aan: de blauwe plus-draad gaat naar de Led's of lamp(en). De witte min-draad van de decoder komt aan de andere zijde van de Led's of lamp(en). Bij gebruik van Led's, deze altijd via een (eventueel al aanwezige) voorschakelweerstand aansluiten! Na het aansluiten van het frontsein, controleren we of de frontverlichting brandt, en of de verlichting overeenkomt met de rijrichting. Als dit in orde is kunnen we de rode Led (of lamp) aan de voorzijde aan gaan sluiten op de gele draad. Ook deze verlichting controleren we op juiste werking. Komt de verlichting nu niet overeen met de rijrichting, dan moet je even een decoder-CV aanpassen. Staat hierboven al aangegeven, maar (als het goed is)ook in de gebruiksaanwijzing.
De achterverlichting ('het sluitsein' of 'de sluitseinen') sluiten we als volgt aan: de blauwe plus-draad gaat naar de Led's of lamp(en). De witte min-draad van de decoder komt aan de andere zijde van de Led's (of lamp). Nu weer controleren of dit ook goed werkt. Het frontsein aan de achterzijde sluiten we op de gele draad aan. Als laatste controleren we nu alle verlichting op juiste werking. Bestand:Stdleds.gif
In het schema hierboven (E10.08.04-05) is aangegeven hoe we Leds als front- en sluitseinen op de decoder aan kunnen sluiten. De weerstanden worden allemaal op de blauwe draad (de plus) aangesloten. De Anodes van de Led's worden met de weerstanden verbonden. De Kathodes van de Led's worden via de gele of witte draad aan de massa geschakeld. Aan de voorzijde van de loc moeten de beide frontseinen op de witte draad aangesloten zijn, en de beide rode sluitseinen op de gele draad. Aan de achterzijde van de loc moeten de beide frontseinen op de gele draad aangesloten zijn, en de beide rode sluitseinen op de witte draad. Nu zal de verlichting op de juiste wijze omschakelen bij veranderen van rijrichting. De weerstanden van de sluitseinen hebben een grotere waarde dan de weerstanden van de frontseinen, omdat de sluitseinen geen vérstralers hoeven te zijn. Indien de loc voorzien is van lichtgeleiders en de Led achter een lichtgeleider wordt geplaatst, kan het zijn dat je een tussenliggende weerstandswaarde (bijv. 1K8) voor het sluitsein moet gebruiken. Dit omdat de lichtgeleider niet alle licht van de Led doorlaat. Dit komt door de beide overgangen tussen lucht en lichtgeleider aan weerszijden van de lichtgeleider (de technische benaming voor dit fenomeen is: 'lichtbreking').
De volgorde van een Led en bijbehorende weerstand maakt niets uit. Natuurlijk wel op voorwaarde dat er verder geen aftakkingen zijn. We kunnen het dus ook zo aansluiten; (zie afbeelding E10.08.04-06 hierboven). Ligt er maar net aan wat het beste uitkomt. Schakeling van de lampen in de locomotief Bestand:Stdlamp.gif
Lampjes sluiten we aan volgens het schema in afbeelding E10.08.04-07 hierboven. Na een laatste controle gaan we de bedrading netjes met dun garendraad bundelen, zodat er bij het terugplaatsen van de kap geen draadjes klem komen te zitten. |